'Focus ligt op Phytophthora', maar Alternaria niet vergeten'
Het is begin april en de weersvoorspellingen beloven de komende weken behoorlijk wat regen. Voor Jan Willems is het echter geen reden tot zorg. Hij heeft zijn zomertarwe, suikerbieten en Japanse haver allemaal netjes kunnen zaaien; alleen de aardappelen moeten nog gepoot worden. ,,Vorig jaar gingen de aardappelen pas begin mei de grond in en dat heeft uiteindelijk nog een heel redelijke oogst opgeleverd. Laten we daarom maar niet overhaasten en wachten tot het weer droger wordt; het heeft geen zin om nu te gaan modderen’’, zegt hij terwijl hij in de keuken een kop koffie inschenkt.
Van varkens naar akkerbouw
Het bedrijf van Willems was oorspronkelijk vooral een varkenshouderijbedrijf, maar is sinds begin jaren ’90 langzaam omgevormd tot akkerbouwbedrijf. In die periode is ook de tweede tak - het loonspuiten - erbij gekomen. ,,Dat begon uit liefhebberij, maar is steeds meer een vaste tak van het bedrijf geworden. Jaarlijks spuit ik nu zo’n 1800 tot 2000 hectare aan gewassen. Dat kan ik er met mijn akkerbouwbedrijf net zo’n beetje bij hebben’’, zo vertelt Willems.
Binnen het bouwplan zijn de aardappelen het belangrijkste gewas. De afgelopen jaren teelde Willems hoofdzakelijk Ivory Russet (voor frites) en Hansa (voor de versmarkt). Dit seizoen schakelt hij echter helemaal over op Isa, het nieuwe ras van aardappelverwerker Peka Kroef en zogezegd de opvolger van Hansa. Willems heeft de ‘testperiode’ van het ras goed gevolgd en verwacht dat Isa het prima gaat doen op zijn grond. Ook Van Erp ziet voorlopig geen zaken die de teelt gaan bemoeilijken. ,,Qua teelt en gewasbescherming wijkt Isa nauwelijks af van Hansa. En omdat we Hansa onderhand door en door kennen, verwacht ik geen wezenlijke problemen bij de overgang naar Isa.’’
‘Veel teveel Phytophthora gezien’
Gevraagd naar zaken die dit jaar wél voor problemen zouden kunnen zorgen, noemen beide Phytophthora. Willems vertelt dat hij het afgelopen seizoen behoorlijk intensief heeft moeten spuiten om de ziekte onder controle te houden. Op één perceel is dat niet helemaal gelukt en zat de ziekte er flink in, zo weet hij nog goed. ,,Gelukkig hebben we die infectie weten te stoppen, maar het was na jaren met een lage ziektedruk wel weer even een signaal dat je de schimmel nooit moet onderschatten.’’ Maarten van Erp herkent dit beeld maar al te goed. Hij heeft afgelopen jaar naar eigen zeggen ‘veel teveel’ Phytophthora gezien en is er dit jaar extra alert op. Volgens de adviseur is Zuidoost Nederland sowieso een ‘hot spot’ voor Phytophthora. ,,Gunstige omstandigheden voor de ziekte komen hier vaak als een optelsom bij elkaar, zoals zwoele nachten met weinig wind, veel beregening en ook - zo eerlijk moeten we zijn - relatief veel aardappelopslag dat niet of niet genoeg wordt bestreden. Al die factoren samen vormen een zeer vruchtbare bodem voor de schimmel.’’ Ook is er afgelopen seizoen op een aantal plekken aanvankelijk nog solo met Zorvec en Revus gespoten - middelen waarvan bekend is dat Phytophthora-stammen daartegen resistent kunnen worden en dat deze middelen dan niet meer werken. ,,Ook dat heeft uiteraard niet geholpen om de ziekte onder de duim te houden’’, aldus Van Erp.
Om vroege infecties te voorkomen, moeten potentiële bronnen zo vroeg en zo compleet mogelijk worden uitgeschakeld, zo benadrukt Van Erp. Dat zijn niet alleen onafgedekte afvalhopen, aardappelopslag en geïnfecteerd pootgoed, maar ook de paar honderd hectare aardappelen in het gebied die (nog) in de grond zitten. ,,Als die niet gerooid worden - dan wel goed ondergewerkt worden en de opkomende planten met Roundup worden bestreden - dan kan dat een hele grote infectiebron zijn voor Phytophthora. Dat moeten we koste wat kost zien te voorkomen.’’
‘Wanneer het gewas even verzwakt is, kan Alternaria heel makkelijk toeslaan’
‘Alternaria niet vergeten’
Hoewel de focus dit jaar duidelijk op Phytophthora is gericht, mag volgens beide mannen ook Alternaria niet vergeten worden bij de ziektebestrijding. Van Erp noemt Alternaria een sluipmoordenaar die op het einde van het seizoen razendsnel door het gewas kan wervelen en zo ongemerkt veel schade kan veroorzaken. ,,Die vlekjes zo op het eind van het seizoen worden in mijn ogen nog te vaak voor lief genomen. Maar ze kosten vaak onnodig veel kilo’s. Niet iedereen heeft dat goed in de gaten.’’
Volgens hem speelt ook nog steeds de ‘mindset’ rondom de ziekte mee. ,, Alternaria komt vooral naar voren in drogere seizoenen; die associeer je niet altijd met schimmels en met gevaar. Bij warm en vochtig weer is dat heel anders; dan weet iedereen dat Phytophthora op de loer ligt en staat ook iedereen op scherp - zéker dit jaar.’’ Ook waarschuwt hij voor ‘stressvolle overgangen’ - zoals beregenen met koud water tijdens heet weer. ,,Dat zijn van die momenten dat het gewas even verzwakt en Alternaria heel makkelijk toe kan slaan.’
Op tijd starten met Propulse
Volgens Van Erp kan in middenlate rassen als Hansa en Isa vaak worden volstaan met één of twee bespuitingen tegen Alternaria. In late fritesrassen - zoals Fontane - zijn er meestal drie of vier bespuitingen nodig (om en om met de Phytophthora-bespuiting) om het gewas tot op het eind groen te houden. De eerste bespuiting - vanaf het einde van de bloei - kan volgens de adviseur het beste met Propulse worden uitgevoerd. ,,Dit middel is niet alleen het sterkste tegen Alternaria, maar heeft ook de meeste duurwerking’’, zo stelt hij. Daarna is het belangrijk om van werkzame stof te wisselen - bijvoorbeeld met Belanty®. Bij de derde bespuiting kan dan (zo nodig) weer Propulse worden gebruikt.
De adviseur benadrukt tenslotte dat vooral de timing van de eerste bespuiting belangrijk is. ,,Als je de ziekte in het gewas ziet, dan ben je sowieso te laat. Ik heb velden gezien die door een te late bespuiting binnen tien dagen helemaal ten gronde zijn gegaan. Dat moeten én kunnen we gewoon voorkomen door op tijd met Propulse te starten.’’
Belanty® is een geregistreerd handelsmerk van BASF.