‘Geen koprot wel meer kiem in uien’
Menkveld stelt dat voor Van Meir de kwaliteit van de uien leidend is voor de afzet. Christel van Meir zet daarom kiemproeven op en houdt van alle partijen bij of er kiem in komt en of ze dus nog houdbaar zijn. Het moment van afzet en de bestemming worden op basis van die metingen bepaald.
Voor de telers is de informatie van belang. Zij evalueren of de werking van MH goed is en of de spruitremmer op het juiste moment en onder de juiste omstandigheden gegeven is. Directeur Leon van Meir stelt dat de toepassing van MH liefst vanaf het begin van het strijken van de uien moet gebeuren. De uien moeten nog in de groei zijn. Ook is regen na de bespuiting heel negatief voor de werking van het middel tegen schot. Met 2 millimeter in de nacht na behandeling kan de opname van de actieve stof al niet voldoende zijn.
Uit de resultaten van de kiemrustproeven van alle pooldeelnemers blijkt dat er duidelijke verschillen zijn. De medewerkers van Van Meir willen per partij de oorzaak achterhalen en zo samen met de telers voortdurend aan de kwaliteit van de uien te werken. In de schuur van Van Meir stonden alle kiemrustproeven, zodat de telers konden zien hoe de uien zich gedragen onder omstandigheden met meer warmte en vocht. Menkveld zegt dat deze tests een goede indicatie zijn voor de houdbaarheid van de uien.
Volgens Ad Prinse van CZAV is het alleen zinvol om MH te gebruiken op geschikte percelen. Toedienen moet tijdig, onder goede weersomstandigheden (niet vlak voor regen) en in het juiste gewasstadium. Leon van Meir gaat liefst uit van de laatste week van juli en de eerste van augustus.
Tekst: Jorg Tönjes
Beeld: Jorg Tönjes