Grasteelt brengt veehouder en akkerbouwer samen
De uitdagingen waar de melkveehouderijsector voor staat, zijn op te lossen door intensief samen te werken met akkerbouwers in de regio. Mest en rustgewassen zijn daarbij de belangrijkste ruilmiddelen. Door arealen te combineren in één gezamenlijke rotatie, wordt de akkerbouwer een ruwvoerproducent voor de melkveehouder en de melkveehouder een leverancier van ’schone’ grond voor de akkerbouwer.
Van der Vegte: “Als je dit in de sfeer van ‘geven en nemen’ regelt, dan zet je enorme stappen richting een duurzame en financieel gezonde toekomst. Ik zie daar in de praktijk mooie voorbeelden van.”
Tijdelijk grasland
Volgens Van der Vegte heeft een melkveebedrijf ongeveer 40 procent van het eigen areaal nodig als blijvend grasland, bij voorkeur in de vorm van de huiskavel. De overige 60 procent van het areaal kan meedraaien in de rotatie van de akkerbouwer. In een 6-jarig teeltplan wordt bij voorkeur 3 jaar gras geteeld aangevuld met mais of akkerbouwgewassen. Idealiter is dit tijdelijk grasland, een snel groeiend ras/mengsel dat diep wortelt en goed tegen droogte kan. “Ik denk dan aan mengsels met Engels raai, rietzwenk, kropaar, rode klaver en kruiden. Die hebben in de eerste jaren een hoge voerkwaliteit en -productie én bouwen veel organische stof op in de bodem”, aldus Van der Vegte.
Gras in de hoofdrol
Volgens Van der Vegte is en blijft gras de belangrijkste bron van eiwit op het melkveebedrijf. “Als je de grasteelt optimaliseert, haal je 2 ton ruw eiwit van een hectare.” Om dat doel te behalen adviseert hij om de bemesting in kleine porties aan te bieden en het grasland vaak te maaien. “De kunst is om een snel verteerbare graskuil te maken en gelijktijdig de penswerking van de koe op peil te houden. Dat kan door vaak te maaien en het jonge gras met meer dan 45 procent drogestof in te kuilen. Gras is op deze manier een uitstekende krachtvoervervanger.”
Lage kostprijs, minder emissie
Het optimaliseren van de grasteelt heeft meerdere voordelen. Op de eerste plaats dalen de voerkosten per kilogram melk. En door scherp op het eiwitgehalte in het rantsoen te sturen – niet meer dan 150 gram ruw eiwit per kilo drogestof – daalt de ammoniakemissie. Wanneer aanvullend eiwit nodig is, is bierbostel een goede keuze. Bierbostel verlaagt ook de CO2-footprint. “Ik zie melkveehouders die puur op basis van kostprijsverlaging hun focus leggen op verbetering van de graslandproductie. Als bijkomend effect verbetert ook de milieu- en klimaatvoetafdruk van hun melk. Dan snijdt het mes dus aan twee kanten!”