Vreterij: emelt meeste schade, ritnaald hardnekkig door lange larvestadium
Emelten brengen de meeste schade aan in landbouwgewassen vlak na de opkomst. Deze larven van de langpootmug kennen een cyclus van een jaar. Plaagziektenkenner Klaas van Rozen van WUR nam op de themadag ICM in Marwijksoord de aandachtspunten met telers door. Bij emelten is de cyclus korter dan bij ritnaalden. Ritnaalden zijn lastiger te pakken, doordat hun levenscyclus over wel vier jaar loopt. Ze zijn lang aanwezig in de bodem en kunnen jaren na vermeerdering schade veroorzaken. Deze larven van de kniptor komen uit eitjes, vaak gelegd in grasland of graan en beschadigen vervolgens de gewassen die in de jaren daarna op de akker staan.
Vruchtopvolging is dus een effectievere maatregel bij emelten dan bij ritnaalden. Van Rozen: „Emelten zijn na 21 juni weg. De ritnaald blijft veel langer. Bij meer gras is er meer schade door ritnaalden en intensief graan telen is ook een risico.”
Grondbewerking kan de populatie van bodeminsecten verkleinen. Onderzoekers proberen beter in te schatten hoe groot een populatie ritnaalden is, want het blijkt dat de startsituatie na grasland erg veel kan verschillen. Gebruik van intelligente camera’s op grondwerktuigen kan helpen de risico’s in kaart te brengen. Bij het frezen van de grond kan een boer dan inschatten hoeveel larven er in de bodem zitten.
De ritnaald kan in de winter dieper in de grond kruipen als bescherming tegen vorst. Emelten kunnen dat niet, maar ze zijn veel beter fysiek bestand tegen koude periodes. Van Rozen zegt dat de samenstelling van hun lichaamsvocht (veel suiker) beschermt tegen vorst.
Onderzoek in Frankrijk toont dat bij toename van de organische stof meer ritnaalden in de bodem voorkomen, maar dat heeft niet een directe relatie met schade aan het gewas. Mogelijk is die organische rijkdom alternatief voedsel voor de larven.
Gewasvolgorde en grondbewerking kunnen bijdragen aan de plaagdruk bij bodeminsecten. Net als bij alle strategie binnen ICM is de aanpak sterk afhankelijk van plaats en jaar. Meer zicht op de populatie kan de telers in de komende jaren helpen bij keuzes om de bodeminsecten beheersbaar te houden.
Tekst: Jorg Tönjes
Beeld: Jorg Tönjes