‘Bewustwording helpt bij emissiereductie stikstof’
DAW helpt telers bij emissiereducties langs de ‘vrijwillige weg’, zegt Feenstra. Het heeft voordelen voor het milieu en voor de boer. Een N-min bepaling in de herfst leert de teler of er op maat en tijdig is bemest, of de stikstof efficiënt is benut en of dat mogelijk beter kan. Andere momenten voor deze stikstofmeting kunnen het voorjaar en tijdens het teeltseizoen zijn. Die laatste bepalingen geven idee hoeveel er voor het gewas in de bodem zit en of een bijbemesting gewenst is.
Feenstra: „Akkerbouwers en maïstelers bepalen het grootste deel van de bemesting aan de voorkant. Je geeft de bemesting dus heel vroeg op basis van een verwachte opbrengst, terwijl je niet weet hoe het jaar eruit gaat zien. Met de N-min bepaling in het najaar evalueer je of je het goed hebt gedaan.”
Omdat je aan het begin van het seizoen nooit exact kun voorspellen hoe de groei zal verlopen, heb je aan het eind altijd te maken met een overschot, stelt Feenstra. „Het is dus moeilijk om optimaal bemesten in de vingers te krijgen.” Hij beschouwt het als een ‘spel’ om dit beter in de vingers te krijgen door aan het begin niet te veel te geven en eventueel halverwege de teelt een beetje bij te stellen.
Diepte
Vooral op de bovenste laag van de bodem heeft de teler invloed. Ook het wegvangen van vrije stikstof met het gewas of een overschot in de herfst met een groenbemester richt zich in de eerste plaats op de bovenste 30 centimeter van het bodemprofiel. „Uit de laag van 30 tot 60 centimeter diep is het al moeilijker om stikstof terug te vangen. Dieper moet je rekening houden met uitspoelen.”
Voor de najaarsmeting van Nmin is het animo redelijk. Feenstra constateert dat de belangstelling voor een voorjaarsmeting groot is. „Op basis van die bepaling kan je het bemestingsplan nauwkeuriger afstemmen.”
Advies
DAW ondersteunt boeren met een monster en een analyse daarvan en combineert dat traject altijd met een advies. Daarbij houdt de adviseur rekening met de specifieke omstandigheden op het perceel. Feenstra geeft als voorbeeld de situatie van snijmaïs na het scheuren van grasland. „Onder die omstandigheden geef je minder stikstof aan het gewas. Doe je dat niet, dan zal je meer N-min meten in het najaar door de extra mineralisatie uit de verterende graslandresten.”
Ander factoren kunnen de groei en de stikstof voor het gewas beperken. Zo zullen natte omstandigheden samen met een verdichte laag meewegen bij de beoordeling die een adviseur geeft. Op grasland kan een teler meerdere keren per seizoen maaien en bemesten. Bij akkerbouwgewassen is dat niet zo. Dan zal de teler minder stuurmomenten hebben en hard worden ‘afgerekend’ op het ene oogstmoment.
Het advies is individueel gericht, „We doen ook groepsbijeenkomsten. Daarbij kunnen telers inzicht krijgen in hoe ze op hun eigen bedrijf om kunnen gaan met verschillende factoren. Bij de herfstbijeenkomst van TopBodem op 6 november zullen wij als DAW de nadruk leggen op het aanmelden voor eigen onderzoek en we willen uitleggen aan welke knoppen je kunt draaien, bijvoorbeeld als het groenbemesters betreft.”
Tijdens de herfstbijeenkomst zal er een profielkuil worden gegraven. „De adviseur doet dat eigenlijk altijd op de bedrijven van deelnemers aan een traject. Zo’n profielkuil geeft inzicht in de belemmerende factoren op die plaats. De keuze om de excursie in het zetmeelaardappelgebied te doen is goed, omdat er na die teelt behoorlijk wat stikstof kan achterblijven en de grondsoort een risico voor uitspoeling is. Dat wil je tot een minimum beperken.”
Tekst: Jorg Tönjes
Beeld: Jorg Tönjes