'Onderzoeken of bemesting verschillen bio-uienproductie bepaalt'
Telers delen de ervaring dat een ruime bemesting van biologische uien veel doet voor de opbrengst. De uien blijken dankbaar voor wat extra bemesting. In de biologische teelt beperkt zich de keuze tot de door SKAL toegelaten meststoffen. Derdejaars student Peter Geluk van het Van Hall in Leeuwarden onderzocht een aantal meststoffen als overbemesting na een basisgift van 2,5 ton protamylasse.
Geluk gebruikte als overbemesting protamylasse, verenmeel, kippenmest en digestaat. Het object dat alleen de eerste bemesting met protamylasse kreeg leverde op het perceel in Nagele de laagste opbrengst met 40 ton per hectare, waarvan 34 ton in de maat. Verenmeel leverde met 56 ton bruto de meeste uien op, maar dit is wel een heel dure meststof. Nogmaals protomylasse en kippenmest leverden 52 en 51 ton uien per hectare. In de goede maat was slechts weinig verschil met het dure verenmeel.
Digestaat bleef duidelijk achter met een opbrengst van 46 ton uien per hectare. Uiendeskundige Bram Schilder denkt dat vervluchtiging van stikstof hier een negatieve invloed had. Inwerken van de digestaat geeft volgens hem betere resultaten.
Eén jaar
Liever verzamelt Agrifrim meer jaren gegevens om tot harde conclusies te komen. Het onderzoek loopt op meerdere praktijkpercelen. Als het aan de coöperatie en de boeren bij de presentatie ligt komt er vervolgonderzoek. Belangrijk voor de telers is dat er gegevens zijn over de toegelaten biologische meststoffen. Type en afkomst van de meststoffen staat voortdurend ter discussie voor de sector die steeds meer de eigen kringloop moet rondzetten.
Tekst: Jorg Tönjes
Beeld: Jorg Tönjes