Samen invulling geven aan verduurzaming akkerbouw
Een fonkelnieuwe Fendt 722 Vario staat er klaar voor in de grote loods van 2019, waar ook de pootaardappelen worden gesorteerd. Met een beetje fantasie zie je de paardenkrachten ongedurig trappelen.
Tijd om de pootaardappelen de grond in te krijgen, met de erachter gemonteerde CP42 pootmachine van Miedema. En voorop de frees met twee vloeistoftanks. Eén gevuld met een mengsel van vloeibare fosfaat en één met een middel tegen rhizoctonia.
„De helft van de uien, het graan en alle bieten zitten erin. Het wordt nu hoog tijd om met de pootaardappelen aan de slag te gaan. Door het natte en koude voorjaar zijn we net als vorig jaar aan de late kant,” zegt Robin Bouwmeester, de jonge Drentse akkerbouwer die samen met zijn vader Johan het 140 hectare grote akkerbouwbedrijf runt.
Kritische KPI-boer
Bouwmeester doet al vanaf het begin mee aan verschillende KPI-projecten voor akkerbouwers in Drenthe. KPI staat voor Kritische Prestatie Indicator. KPI’s zijn eigenlijk kengetallen die de duurzaamheidsprestaties in beeld brengen (zie kader Duurzaamheid belonen).
Voor hem is het simpel: „Als het gaat om verduurzaming kun je als boer kiezen uit twee dingen. Of je doet niks en wacht tot Den Haag weer met een onwerkbaar regeltje komt, dat dan ook meteen morgen wordt ingevoerd. Of je slaat, zoals in ons geval, de handen ineen met provincie en ketenpartijen om samen concreet invulling te geven aan de verdere verduurzaming van de akkerbouw.”
De Drentse akkerbouwer sluit zijn ogen niet voor de maatschappelijke en politieke druk, die ook doorklinkt bij de bedrijven die zijn producten afnemen. „Ik werk met chemische middelen, dat is een serieuze zaak. Er is sprake van uitspoeling en afspoeling van nutriënten. En het is belangrijk om mijn eigen bodem gezond te houden.”
Daarmee wil hij maar zeggen dat de KPI’s voor hem inzichtelijk maken hóe duurzaam hij bezig is, bijvoorbeeld ten opzichte van collega’s. „Als ik minder scoor, weet ik wat ik moet doen om mezelf te verbeteren. Daarmee is het voor mij, zeg maar, een stip op de horizon. Je geeft jezelf een doel, in plaats van een regel die je wordt opgelegd.”
Je geeft jezelf een doel in plaats van een opgelegde regel
Data automatisch inladen
De data die WUR nodig heeft om de KPI’s te berekenen, komen allereerst uit het bedrijfsmanagementsysteem Dacom dat Bouwmeester gebruikt. „Het is wel belangrijk dat die compleet is ingevuld”, weet Bouwmeester.
Door in te loggen op een online platform, dat WUR heeft gecreëerd, wordt er een koppeling gemaakt met Dacom, waardoor de gegevens automatisch worden ingeladen. Datzelfde gebeurt met gegevens uit de Gecombineerde Opgave van RVO. Tot slot gebruikt WUR satellietgegevens. „Elke zeven dagen vliegt er een satelliet over mijn bedrijf, aan de hand waarvan ze in kaart kan brengen of er een gewas groeit of de grond braak ligt.” Met al deze data worden de elf KPI’s berekend (zie kader met deze KPI’s bij dit artikel).
Bouwmeester benadrukt dat hij eerst inzicht wil krijgen in al die indicatoren. „Wat zeggen die KPI’s nu eigenlijk? Wat zijn de uitkomsten op mijn bedrijf ten opzichte van het gemiddelde van de groep? Pas als ik dat inzicht heb, kan ik voor mezelf bepalen welke aanpassingen ik op mijn bedrijf zou willen doorvoeren.”
Stikstofbalans
Hij wil vooral dat de elf indicatoren hem antwoord kunnen geven op de vraag of hij goed bezig is. „Stel dat uit de stikstofbalans blijkt dat ik te veel stikstof in de bodem laat zitten ten opzichte van het gemiddelde. Of dat ik meer organische stof onttrek dan aanvoer. Dan weet ik concreet: hier kan ik wat aan doen.”
Die informatie is niet alleen goed voor zijn eigen bedrijfsvoering, maar ook extern. „We krijgen als akkerbouwers nog te vaak het verwijt dat ‘we’ niet goed bezig zijn. Met de KPI’s kunnen we laten zien dat we wel goed met de bodem en meststoffen bezig zijn. Dat is voor mij óók de meerwaarde van de KPI’s.”
Focus op betere bodem
De Drentse akkerbouwer benadrukt dat het er uiteindelijk natuurlijk om gaat wat je in de praktijk doet. Achter de loods tekent de witte rookpluim van afval- en composteringsbedrijf VAM zich af tegen de bewolkte hemel.
„Wij hebben een onuitputtelijke bron van compost in de achtertuin”, zegt Bouwmeester in een oude stacaravan, die dienst doet als kantoor. Met op de achtergrond een snorrend elektrisch kacheltje vertelt hij één keer per vier jaar 20 ton compost per hectare te strooien op de eigen percelen, bij aanvang van de uienteelt en na de gerstteelt. Samen met rundveedrijfmest (hij werkt samen met vier melkveehouders in de buurt) houdt hij het organische stof gehalte van de bodem tussen de 4 en 10 procent. „Voor 3 euro per ton afgehaald heb ik echt goede en schone compost.”
Om de bodemkwaliteit te verbeteren, zet Bouwmeester ook volop groenbemesters in na de graan- en uienoogst. Afhankelijk van het perceel gebruikt hij hiervoor resistente bladrammenas, gele mosterd, raaigras en Japanse haver. „De groenbemester houdt stikstof vast. En door de diepe beworteling zorgt hij ervoor dat de bodem rul en open blijft.”
Bouwmeester staat er wel een beetje dubbel in, omdat elke groenbemester volgens hem een aaltjessoort aantrekt. En juist die vormen de grootste uitdaging vindt hij, vooral wat betreft chitwoodi en aardappelmoeheid. „Daar zijn eigenlijk geen goede middelen meer voor. Dus moeten we het vooral hebben van een ruimer bouwplan en inzet van resistente rassen.” Daarom is hij ook kritisch op de verplichte inzaai van groenbemesters na aardappelen. „Dat zorgt voor een nog groter aaltjesrisico.”
De tekst gaat verder na de foto's
Fertigatie bij de uien
Een interessant experiment dit jaar vormt de aangelegde druppelirrigatie bij 4 hectare uien. „Tussen elke twee rijen uien is er een slangetje aangebracht, aan de voorkant gekoppeld aan een hoofdslang die naar de pomp loopt”, vertelt Robins vader Johan. Zo ontstaat de mogelijkheid om niet alleen eenvoudig water te infiltreren in de bodem, wat een hoop gedoe scheelt ten opzichte van beregenen met de twee haspels op het bedrijf. Maar ze kunnen op deze manier ook vloeibare kunstmest toedienen (fertigatie). Dat is efficiënter, wat een positief effect zou moeten hebben op de nutriënten-KPI’s.
Robin schat dat de investering zo’n 2.000 euro per hectare is. Maar daar staat volgens hem een hogere opbrengst van zeker 20 tot 25 procent tegenover. „Je moet vooral fertigeren als de uien gaan strijken. Dan hebben ze volop voedingstoffen, vooral calcium en kalium, nodig om dik en hard te worden. 70 tot 80 procent van de opbrengst wordt dan bepaald.”
500 tot 1.000 euro per hectare
Bouwmeester benadrukt tot slot dat de KPI’s slechts een middel zijn. „Uiteindelijk gaat het erom dat we niet alleen concreet kunnen laten zien hoe duurzaam we bezig zijn, maar dat we daar ook voor beloond worden.” Gevraagd naar de hoogte van die beloning zegt Bouwmeester dat, als hij straks qua duurzaamheid bij de 20 procent beste boeren behoort, hij wel 500 tot 1.000 euro per hectare extra wil beuren. „Ik wil gewoon dat mensen zeggen: je doet het goed, hier heb je de meerwaarde.”
Hij beseft dat er ook risico’s verbonden zijn aan het KPI-pad dat hij inslaat. Bijvoorbeeld dat de lat op termijn steeds hoger wordt gelegd, zonder dat daar een extra beloning tegenover staat. Waardoor de productie-eisen geruisloos worden opgeschroefd. „Dat dacht ik in het begin ook. Maar ik heb wel het idee dat de partijen die hier nu bij zijn betrokken, het beste voor hebben met de boeren.”
Bedrijfsgegevens
Robin en Johan Bouwmeester hebben een bedrijf van 140 hectare in Wijster (DR). Ze telen 65 hectare pootaardappelen (Agrico en IPM Potato Group), 10 hectare fritesaardappelen (McCain) en 15 hectare zetmeelaardappelen (Avebe). Verder zijn er 18 hectare uien, 10 hectare bieten en 18 hectare zomergerst. Op de resterende hectares telen ze gras en maïs. Er wordt samengewerkt met melkveehouders, die gras en maïs telen op hun land in ruil voor pootaardappelen op hun land.
Duurzaamheid belonen
Robin Bouwmeester is één van de ruim veertig akkerbouwers in Drenthe die meedoen aan de dit jaar gestarte pilot onder de vlag van Duurzaam Boeren Drenthe. Doel is te komen tot een prestatiebeloning per hectare voor duurzaamheidsmaatregelen. Om die concreet te maken, heeft BO Akkerbouw een tijdje terug al de BiodiversiteitsMonitor Akkerbouw (BMA) gemaakt in navolging van de BiodiversiteitsMonitor Melkveehouderij, waar in die sector al een tijdje mee wordt gewerkt. De BMA bevat acht KPI’s (Kritische Prestatie Indicatoren of kengetallen), waar de provincie Drenthe nog drie KPI’s aan heeft toegevoegd. De ruim veertig akkerbouwers gaan ervaring opdoen in het aanleveren van de data, nodig om de elf KPI’s te berekenen (zoals weergegeven in de tabel). Ook krijgen ze inzicht in de effecten van hun maatregelen, bijvoorbeeld samenwerking met melkveehouders, op de KPI-scores. Er zijn nog geen streefwaarden vastgesteld. Naast de provincie Drenthe zijn ook Cosun, Agrifirm, Avebe, Rabobank, ABN Amro en VAVI (Vereniging voor de Aardappelverwerkende Industrie) betrokken. Elke deelnemer krijgt een vergoeding van 3.000 euro (750 euro van de provincie, 2.250 euro van de private partijen) voor het aanleveren van de data.
Tekst: KPI: Rochus Kingmans
Gepokt en gemazeld in de landbouwjournalistiek en communicatie.
Beeld: Eline Mekelenkamp, Quinton Hermsen