Bram Hanse: timing en kwaliteit van elke beslissing in bietenteelt telt
De verschillen in de opbrengst/kosten-verhouding kwamen duidelijk aan het licht bij het project Susy, waarin het IRS met telers kosten en opbrengsten in de bietenteelt onder de loep nam. Dat daar nog steeds grote verschillen bestaan blijkt uit het feit dat binnen regio's, op dezelfde typen grond grote verschillen in kosten en opbrengsten bestaan.
Hanse wijst op de effecten van bietencysteaaltjes, rhyzomanie en bladschimmels op de productie en de kwaliteit van de bieten. „Bij rhizomanie zien we resistentiedoorbraken. Bij één resistentiegen in een ras zien we in praktijkvelden veel blinkers, bij twee resistentiegenen is het blad groener en donkerder. Je ziet bij rhizomanie dat de planten bleekgroen zijn, vaak een langere bladsteel hebben en vaak een insnoering van de wortel. Bij doorsnijden is het duidelijk te zien aan de verkleurde vaatbundels en planten hebben vaak een wortelbaard.”
Verspreiding
Rhizomanie raakte verder verspreid door verschillende mechanismen. Hanse zegt dat de problemen met de resistente rhizomanie begonnen in Flevoland en het zuid-westen. Hij noemt als oorzaken voor de verspreiding pootgoed, machines, stuiven, beregenen (uit slootslib) en wild en ganzen. „Rhizomanie gaat niet dood in een droge omgeving. Daarom kan het virus met stof mee stuiven. De remedie is rassen met een uitgebreide resistentie.” Suiker Unie-telers kiezen dit jaar vaak voor de extra resistentie bij de bestelling van hun bietenzaad.
Bladschimmels
Bij bladschimmels noemt Hanse gelijk de hele rij cercospora, stemphylium, ramularia, roest en meeldauw. Hanse raadt aan bij het optreden van de eerste vlekjes in actie te komen. „Ik bedoel dat je bij de eerste SMS-waarschuwing de percelen gaat controleren. In nauwere rotaties is er meer risico. Bij stemphylium is aardappel ook een waardplant, dus dat telt mee in je risico.”
De fungiciden die de bietentelers gebruiken werken veelal lokaal systemisch. Dat betekent dat het blad dat geraakt is beschermd is. Het werkt daarom drie tot vier weken, want dan is er nieuw blad. „Bij veel nieuw blad moet je als teler na twee weken in het veld gaan kijken.” Hanse raadt de telers aan de middelen af te wisselen voor het beste effect op de verschillende schimmels en het voorkómen van resistentieopbouw.
Bietencysteaaltjes
Op zand is het gele bietencysteaaltje een bedreiging. Het witte bietencysteaaltje komt op zand en klei voor. Hier is een ruime rotatie, gebruik van resistente groenbemesters (liefst geen mengsels) en resistente rassen belangrijk.
Schieters
In teeltjaar 2015 zag Hanse veel schieters in de suiklerbieten. Dat schieten wordt geïnitieerd door koude, het vernalisatieproces. Dat proces bouwt zich op in langere, koude voorjaren. In geval van stress gaan bieten ook eerder schieten. Volgens Hanse zit in resistente rassen meer 'wilde genetica'. Dat kan tot meer schieters leiden. Bij (extreem) vroeg zaaien is het risico op schieten hoger. „Pas op met zaaien voor 10 maart”, zegt hij. „De dagtemperaturen moeten boven de 12 graden liggen. Te diep zaaien geeft extra stress voor de planten.”
Tijdig zaaien is wel het advies van het IRS. Het geeft de planten een voorsprong in groei en op ziektes en plagen. De bieten profiteren dan optimaal van de lange dagen in juni en juli.
Partiële resistentie
Bij hoge druk van rhizoctonia worden alle bieten rot. Deze resistentie is partieel. Bij een vatbaar ras kan meer dan 40 procent van de bieten rot worden. Volgens Hanse is bij deze bietenziekte de voorvrucht heel belangrijk. Granen, aardappelen en resistente groenbemesters zijn goed, maar lelies of schorseneer zijn dat niet.
Het IRS geeft informatie over de bietenrassenkeuze op haar internetpagina. Hanse raadt de telers aan eerst op de resistenties te letten, dan op de financiële resultaten en dan op andere aspecten als suikergehalte en tarra. Bestellingen van bietenzaad moeten op 4 januari afgerond zijn.
Tekst: Jorg Tönjes
Beeld: Jorg Tönjes