Stapeling van maatregelen nodig in aanpak tabakstrips in uien
Schade door trips manifesteert zich in witte zilverachtige vlekken of strepen met daarin vaak zwarte puntjes. Dit zijn de uitwerpselen van de trips. De kleine insecten kunnen daarnaast ziektes overbrengen en de zuigschade die tripsen veroorzaken, vergroot de kans op infecties. Tripsen zuigen de epidermiscellen van het uienblad leeg. Het uienblad kan daardoor niet meer bijdragen aan fotosynthese. Dit heeft invloed op de groei van de plant en het uiteindelijke gewicht van de knol.
Monitoring
Om een goed beeld te krijgen van de tripsdruk in een gewas, is monitoring noodzakelijk. Loop daarom regelmatig door het gewas en bekijk minimaal 10 planten en noteer per plant het aantal volwassen trips en ook het aantal larven, adviseren de onderzoekers. Kijk hierbij diep in de schachten. In het begin van een besmetting worden de meeste tripsen aan de rand van een perceel gezien, daarom kan daar het beste worden gezocht.
Vangplaten
Vangplaten worden in de uienteelt gebruikt om vliegende trips te signaleren. ‘Uit onderzoek blijkt echter dat ze geen betrouwbare indicatie geven voor aanwezigheid en omgang van een tripspopulatie in een gewas’, schrijven de onderzoekers. Enerzijds komt dit volgens hen omdat tripsen soms eerder worden aangetroffen in een gewas dat op een vangplaat. Een lege vangplaat wil dus niet per definitie zeggen dat het gewas schoon is.
Anderzijds kunnen vangplaten juist ook een overschatting geven van de populatie, aangezien er geen onderscheid wordt gemaakt tussen verschillende soorten trips. Er kunnen dus ook soorten worden gesignaleerd die voor de uienteelt niet gevaarlijk zijn.
‘Monitoring in het gewas zelf geeft vooralsnog een goede indicatie van de tripsdruk. Ook hierbij is de kans echter groot de allereerste tripsen te missen, omdat de dichtheden en het percentage besmette planten dan nog heel laag zijn. Daarom is aanvullend een goed populatiemodel van belang dat tripsinfectie kan voorspellen op basis van lokaal weer’
ICM-aanpak
Losse maatregelen voor de aanpak van tabakstrips hebben onvoldoende effect, en daarom is er een stapeling van maatregelen nodig, stellen de onderzoekers. Een ICM-aanpak kan hierbij helpen. Bij een dergelijke aanpak worden plagen zo veel mogelijk voorkomen en onderdrukt. Gewasbeschermingsmiddelen worden pas in laatste instantie toegepast.
Zo kan een teler bij de perceelkeuze en zaaidatum rekening houden met infectierisico’s vanuit de groenbemester of voorvrucht en door invlieg vanuit nabijgelegen gewassen, onkruiden en akkerranden. ‘Houd hierbij rekening met het moment waarop deze planten verouderen of worden geoogst’, adviseren de onderzoekers. De infectiekans kan verder worden verkleind door opslag, gewasresten en onkruiden te verwijderen.
Daarnaast is het creëren van optimale groeiomstandigheden belangrijk: een goed groeiend gewas ondervindt minder schade van trips. Zorg bijvoorbeeld voor een goede vocht- en nutriëntenhuishouding.
Natuurlijke vijanden
Natuurlijke vijanden kunnen een rol spelen bij in de plaagonderdrukking. Er is echter nog weinig bekend over de bijdrage van specifieke soorten natuurlijke vijanden in tripsbeheersing. In uienpercelen worden een aantal groepen natuurlijke vijanden gevonden die tabakstrips eten, onder andere: roofwantsen, larven van zweef- en gaasvliegen, bodemroofmijten en kortschildkevers.
‘De van nature voorkomende vijanden zijn echter vaak in te lage dichtheid aanwezig om veel bij te dragen aan plaagonderdrukking. Met maatregelen zijn hun dichtheden en effectiviteit te vergroten. Het aanbieden van alternatief voedsel is zo’n maatregel. Het toevoegen van organisch materiaal zorgt voor meer bodemleven en zo voor meer bodemroofmijten. Bladbewonende natuurlijke vijanden kun je aantrekken en voeden door een goede blauwgroene dooradering en een akkerrand. Daarbij komt het er wel op aan de juiste soorten te planten, want op sommige soorten vermeerdert tabakstrips zich ook.’
BOS
‘De praktijk wordt geadviseerd om, in een jong gewas, bij detectie van de eerste trips in te grijpen met gewasbeschermingsmiddelen. Hoewel kleine aantallen trips al kunnen uitgroeien tot plaag, is het niet zeker dat direct ingrijpen altijd het meest kosteneffectief is. Als het weer ongunstig is voor trips, kan het voordeliger en effectiever zijn om ingrijpen uit te stellen’, schrijven de onderzoekers.
Ook is het volgens hen nog onbekend hoe tripsdruk precies samenhangt met de uiteindelijke schade. Niet alleen het weer is een factor – dit bepaalt grotendeels de populatiegroei van de tips – maar ook het groeistadium, de toestand van het gewas en de raskeuze zijn factoren die meespelen. Een bolvormend gewas is extra gevoelig voor schade, terwijl bij een strijkend gewas de populatie trips instort en ingrijpen weinig zin meer heeft.
Volgens de onderzoekers is het noodzakelijk om tot een gevalideerde schadedrempelbepaling te komen. Niet alleen om tripsschade in uien te voorkomen, maar ook om de inzet van gewasbeschermingsmiddelen te beperken. Een dergelijke gevalideerde schadedrempelbepaling kan, in combinatie met gewasmonitoring en voorspelde tripsgroei, de basis vormen voor een beslissingsondersteunend systeem (BOS) dat het juiste moment van ingrijpen aangeeft.
Het complete rapport is hier te raadplegen.
Het PPS project ‘Robuust telen met biodiversiteit – beheersing tabakstrips in uien’ (2020-2024), is een samenwerking tussen het Louis Bolk Instituut, Wageningen Universiteit, Wageningen University & Research, Agrifirm en CZAV. Dit project ontving financiële steun van BO Akkerbouw en de Topsector Agri & Food. Het doel van dit project is meer kennis opdoen over de ontwikkeling van tabakstrips in het gewas en mogelijkheden voor natuurinclusieve maatregelen die de biodiversiteit bevorderen en de plaag onderdrukken. Dit draagt bij aan de inrichting van een natuurinclusief teeltsysteem en een tripsbeheersingstrategie.
Tekst: Renske Luimes
Renske is opgegroeid op een klein gemengd bedrijf. Bij Agrio kan ze haar grootste hobby, namelijk schrijven, combineren met haar voorliefde voor de landbouw.
Beeld: Agrio
Bron: PPS project ‘Robuust telen met biodiversiteit – beheersing tabakstrips in uien’