Kabinet trekt wijziging Wet gewasbeschermingsmiddelen in: ‘Sterk gewijzigd door twee amendementen’
Een amendement van GroenLinks, PvdA en D66 zou het gebruik van bepaalde middelen verbieden in de nabijheid van oppervlaktewater, waar het risico bestaat dat die middelen door uitspoeling, verfraaiing of verdamping in dat water terecht kunnen komen. Een PvdD-amendement zou middelen met bepaalde werkzame stoffen uitfaseren: in 2025 zou nog maar de helft mogen worden gebruikt van de gebruikte hoeveelheid in 2021, en in 2030 zou het gebruik van die middelen met 95 procent moeten zijn afgenomen.
Nadat deze twee amendementen waren aangenomen, stelde het vorige kabinet de eindstemming over het wetsvoorstel uit, omdat het eerst de impact van die amendementen wilde bekijken. Rapporten van de WUR, de Raad van State en de landsadvocaat waren daarna kritisch over het geamendeerde wetsvoorstel. Over het GroenLinks-amendement concludeerde de Raad van State dat het gebruik van middelen al onderworpen is aan regels daarvoor, onder meer door teeltvrije zones nabij oppervlaktewateren en bepalingen over driftreductie. Het is onduidelijk wat het nieuwe amendement daar nog aan toevoegt.
Bij het PvdD-amendement ontbrak volgens de landsadvocaat onderbouwing van de noodzakelijkheid en proportionaliteit van de maatregel, en dat maakte het juridisch kwetsbaar. Daarnaast concludeerde de WUR dat de halvering in 2025 nog wel kon, maar omschakelen naar een lager middelengebruik zou kostbaar zijn voor telers. Het vrijwel uitbannen van die middelen in 2030 zou daarentegen ertoe leiden dat er te weinig toegestane middelen overblijven om effectief ziektes, plagen en onkruiden te bestrijden.
Afzwakking mislukt
Het vorige kabinet had daarom begin dit jaar al geprobeerd om met name het PvdD-amendement fors af te zwakken. ‘Worden maatregelen getroffen’ wilde toenmalig staatssecretaris Heijnen vervangen door ‘kunnen maatregelen worden getroffen’, en de bepaling die een maximum stelde aan de hoeveelheid middelen in 2025 en 2030 wilde ze helemaal schrappen. Dat zou volgens de Kamer echter een te grote wijziging zijn, gegeven de op dat moment demissionaire status van het kabinet.
Het huidige kabinet schrapt daarom het wijzigingsvoorstel helemaal. Staatssecretaris Chris Jansen (PVV) vraagt de koning om het wetsvoorstel in te trekken vanwege ‘juridische en uitvoeringstechnische risico’s’. Het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat laat via de NOS weten dat het kijkt hoe de doelen van het oorspronkelijke wetsvoorstel nog kunnen worden behaald.