
Kennismaking met Topbodem-deelnemers

Voor iedere regio formuleerde Topbodem criteria waar de deelnemers en hun bodems aan moeten voldoen. Daarbij stond centraal dat typische problemen en beperkingen van een regio deel moesten uitmaken van de uitdagingen waar de deelnemer mee te maken heeft. Zo zal in het Zuidoosten de extra beperking van bemestingsruimte het behoud van bodemvruchtbaarheid lastig maken, terwijl in de Veenkoloniën stuiven en waterhuishouding uitdagingen zijn. In Flevoland zocht Topbodem een teler die gediepploegd heeft, in het Zuidwesten een boer die met verzilting te maken heeft en op de noordelijke klei een akkerbouwer die in samenwerking met een veehouder de kringloop probeert te sluiten. Voor alle telers geldt dat ze kritisch willen kijken naar hun bodembeheer en ervaringen willen delen.
Zuidoostelijk zand – Paul en Gijs Krol
Paul Krol boert met zijn zoon Gijs in Zuidoost-Brabant. Het bedrijf heeft 90 hectare eigen grond en huurt ongeveer 250 hectare bij om aardappelen op te telen. Paul Krol hoopt dat de beperking in de aanvoer van organische stof in zijn regio niet leidt tot afname van de bodemvruchtbaarheid. „We doen mee om te kijken hoe we dit kunnen voorkomen. In onze regio kun je goedkoop aan dierlijke mest komen, maar we willen ook zorgen voor goede bodems op de lange termijn.” Krol probeert met precisietechnieken meer te weten te komen over de percelen waarop hij teelt.
Veenkoloniën - René Speelman
In Eerste Exloërmond boert René Speelman op 105 hectare versleten Veenkoloniale dalgrond. Het bouwplan bestaat uit aardappelen, suikerbieten, wintertarwe en zaaiuien. Op het bedrijf dat hij met zijn vader runt, heeft hij te maken met behoorlijke verschillen binnen percelen. Speelman vliegt ‘voor de hobby’ wel eens met een drone. Zo ziet hij verschillen binnen percelen wintertarwe die soms resulteren in plaatselijk legeren van het gewas. Het bedrijf beschikt over de techniek om variabel te strooien met de kunstmeststrooier en hij zou met vloeibare meststoffen in de spuit in het voorjaar wel een keer extra over delen van percelen kunnen rijden die wat meer nodig hebben. „We hebben alles in huis om met precisietechniek aan de slag te gaan. Het enige wat ik daarvoor mis, is een gedegen advies en begeleiding en een goede opbrengstbepaling aan het eind van het seizoen.”
Flevoland – Sam de Visser
Sam de Visser heeft op zijn bedrijf in Biddinghuizen 110 hectare gediepploegde grond. Hij teelt daarop consumptieaardappelen, uien, tarwe, suikerbieten en snackpeen. Als serieus probleem noemt De Visser vrijlevende aaltjes. Die kunnen, afhankelijk van het seizoen, behoorlijk schade aanrichten. Stuifschade is een tweede probleem op het bedrijf. Met Topbodem hoopt de akkerbouwer te leren over de beste maatregelen in zijn situatie.
Zuidwestelijk klei – Maarten Janse
In Wolphaartsdijk boert Maarten Janse op een bedrijf van 56 hectare direct gelegen aan het Veerse Meer. Daardoor heeft hij op sommige percelen behoorlijk wat zoute kwel. „We telen op oude schorren en slikken. Mijn opa begon hier eind jaren zestig tot begin jaren zeventig. In 1975 oogstten we hier de eerste gewassen. Daarvoor was het woeste natuur. Wat vroeger water was, is nu zanderig. Er zit een meter hoogteverschil op het land. Tegen de dijk is de grond het zwaarst.” Voor Janse is het binnen de regelgeving zo goed mogelijk beheren van zijn grond de motivatie om aan Topbodem deel te nemen.
Noordelijke klei – Foppe-Jan Dijkstra
Op de klei in het noorden van Friesland en Groningen zocht Topbodem een akkerbouwer die samenwerkt met een veehouder. Foppe-Jan Dijkstra uit Feerwerd (GR) werkt met buren samen. De akkerbouwer wil meer werken aan de organische stof, goede gewassen en ruwvoer produceren binnen het strenge mineralenbeleid, goed naar de ontwatering van zijn percelen kijken en slempgevoeligheid verlagen.

Tekst: Jorg Tönjes
Beeld: Ellen Meinen