De Biesterhof past agroforestry toe binnen breed ICM-concept
De Biesterhof profileert zich als ‘regeneratieve burgerboerderij’. De term regeneratief refereert aan de complexe vorm van biologische landbouw die hier wordt bedreven. De term burgerboerderij verwijst ernaar dat de grond eigendom is van Land van Ons, een burgercoöperatie die grond verhuurt aan boeren die natuurvriendelijk willen werken.
De Biesterhof wordt gerund door een team (zie foto), geholpen door een groep vrijwilligers. Het concept klinkt idealistisch. „Dat is het ook, maar tegelijk is het streven dat er een gezond verdienmodel ontstaat”, zegt Howard Koster, één van de leden van het team dat de Biesterhof runt. „We zijn nog in ontwikkeling, maar alles wijst er nu al op dat het in bedrijfseconomisch opzicht een haalbaar concept is.”
Extensieve gewassen
Het akker- en tuinbouwbedrijf op de rivierklei nabij de Waal meet 25 hectare. Het bouwplan omvat veel verschillende gewassen. „Wij kiezen bewust voor extensieve gewassen”, legt Koster uit. „Dat wil zeggen: juist niet de gewassen die bij veel akkerbouwers een groot aandeel vormen, zoals aardappelen, uien en suikerbieten.”
Hij somt op: „Lupine, als leverancier van plantaardig eiwit. Boekweit, als graan, maar tevens belangrijk voor bestuivende insecten. En verder onder meer wintertarwe, gerst (voor een lokale brouwerij) en huttentut (zaden voor olie). Eerder hebben we ook sorghum verbouwd, dat diep wortelt en daardoor goed is voor de bodemstructuur, maar het blijkt moeilijk oogstbaar, dus daar zijn we mee gestopt. Verder nog 5 hectare voedselbos, dat we nu aan het aanleggen zijn.”
Rijenteelt
Hiermee is het lijstje gewassen nog niet compleet, want agroforestry maakt een belangrijk onderdeel uit van het bouwplan. Koster vertelt: „Wij passen rijenteelt toe, in het Engels ‘alley cropping’. Onze akkerbouwgewassen staan op zes stroken van 36 meter breed. Daartussen, en aan de buitenkanten, staan bomenrijen van 5 meter breed. Dus acht bomenrijen in totaal. Dat zijn drie rijen pruimenbomen, twee rijen hazelaars en drie rijen appelbomen.”
Koster legt uit waarom voor deze boomsoorten is gekozen: „Onze overbuurman is eigenaar van een Plus-supermarkt. Toen ik zijn interesse peilde om rechtstreeks van ons af te nemen, gaf hij aan dat het meest geïnteresseerd te zijn in pruimen, appels en hazelnoten. Dus hebben we hiervoor gekozen. Met ook in ons achterhoofd dat mocht dit ooit stoppen, we voor deze producten ongetwijfeld andere afzetkanalen zouden kunnen vinden.”
Risicospreiding
Volgens Koster biedt agroforestry binnen dit ICM-concept meerdere voordelen. „Ten eerste past het in ons uitgangspunt dat we een zo divers mogelijk bouwplan nastreven. Vanuit bedrijfseconomisch oogpunt geeft dat risicospreiding. Het maakt je als ondernemer minder kwetsbaar: als enkele gewassen het een bepaald seizoen slecht doen, wordt dat opgevangen door gewassen die het beter doen.”
En volgens Koster zeker zo belangrijk: „Bovendien ben je daardoor niet altijd genoodzaakt om meteen in te grijpen, zoals bij een monocultuur wel moet, omdat je anders ineens een groot deel van je jaarinkomen mist. Dat niet hoeven ingrijpen, bijvoorbeeld bij een plaag als bladluis, heeft als voordeel dat dan in de omliggende bomenstroken populaties van natuurlijke vijanden zich kunnen ontwikkelen. Die beschermen dan het volgende seizoen de gewassen tegen bladluis. Het zijn populatieschommelingen die je in de natuur ook ziet en daarmee een balans creëren.”
Bacteriën en schimmels
De bomenrijen tussen de akkerbouwgewassen bieden volgens Koster nog meer voordelen. „In de 5 meter brede stroken onder de bomen passen we geen grondbewerking toe. Grondbewerking, bijvoorbeeld schoffelen, verstoort het bodemleven. Dat betreft onder meer de balans tussen bacteriën en schimmels, ten koste van schimmels die goed zijn voor de bodemvruchtbaarheid. Doordat we geen grondbewerking toepassen in de bomenrijen, kunnen zich daar de nuttige schimmels ontwikkelen, en zich van daaruit verspreiden in de stroken met akkerbouwgewassen. Althans, dat is de theorie. Omdat we nog in ontwikkeling zijn, heeft het zich in de praktijk nog niet kunnen bewijzen.”
Overigens wordt de grond onder de bomen wel landbouwkundig benut, merkt Koster op. „Hier verbouwen we schaduwminnende kruiden: munt en wilde venkel, ook voor de verkoop. ”
Perspectief
„Zoals gezegd, we zijn nog in ontwikkeling”, zegt Koster tot slot. „Maar we merken nu al dat onze ideeën in de praktijk werkbaar zijn en bedrijfseconomisch perspectief bieden. We zijn er inmiddels van overtuigd dat dit kan leiden naar een bedrijfsvoering die én ecologisch duurzaam is én waar je als boer van kunt bestaan. Waarbij opgemerkt dat een groot deel van onze producten wordt afgezet via de korte keten, wat ook bijdraagt aan de winstgevendheid. Ons concept zal niet bij iedere boer passen, maar met het oog op toekomstperspectief is het voor iedere boer goed om na te denken en te onderzoeken hoe hij een duurzame bedrijfsvoering kan ontwikkelen die én bij hem past én bedrijfseconomisch perspectief biedt.”