‘Met rem op cisgenese raakt EU resistente aardappel kwijt’
DuRPh maakte deze week bekend aardappelplanten te hebben ontwikkeld waarvoor tot 80 procent minder chemische bestrijdingsmiddel tegen phytophthora nodig is. Deze aardappel is gevonden dankzij de techniek van cisgenese: genetische modificatie met genen van wilde aardappelsoorten.
Grote problemen oplossen
‘De techniek ligt er: we hebben de R-genen beschikbaar, die kunnen we snel inbrengen. We weten precies wat deze genen doen’, zegt Haverkort. ‘Je kunt hier grote problemen mee oplossen.’ Zo lang Europa echter nee blijft zeggen, zal deze techniek niet beschikbaar komen voor Nederlandse aardappeltelers.
Belangstelling vanuit andere landen is er al. Haverkort zegt dat er overleggen gaande zijn met andere bedrijven. Welke partijen dat zijn, wil hij echter niet zeggen. ‘Als deze partijen met een phytophthora-resistente Bintje of Spunta op de markt komen, bestaat de kans dat afnemers de voorkeur geven aan deze aardappelen, omdat er veel minder chemie nodig is tijdens de teelt. Daar schuilt een potentieel gevaar in voor Europa.’
Gebruik chemie verminderen
Het DuRPh-onderzoek is tien jaar geleden van start gegaan. Doel van dit onderzoek was het leveren van een 'proof of principle' voor het met aardappel-eigen genen genetisch modificeren van bestaande aardappelrassen voor de ontwikkeling van resistentie tegen Phytophthora infestans die langdurig stand houdt. Zulke aardappels zouden het wereldwijde gebruik van gewasbeschermingsmiddelen aanzienlijk kunnen verminderen én een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan de productie van extra voedsel.
Voor het bevorderen van de duurzaamheid van de resistentie brachten Wageningse onderzoekers combinaties van resistentiegenen van wilde aardappelen over naar cultuuraardappelen en ontwikkelden ze een methode voor het managen van het gebruik van de verschillende resistenties. De onderzoekers brachten enkele tientallen resistentiegenen van wilde aardappelen in kaart waar van bijna de helft werd 'gekloneerd', zodat ze ingebracht konden worden in het DNA van bestaande aardappelrassen, als enkelvoudige en setjes van 2 en 3. Nadat de onderzoekers hadden vastgesteld dat deze genen ook daadwerkelijk vatbare aardappelplanten resistent konden maken, werden die aardappelplanten vermeerderd, zodat er voldoende aardappelen beschikbaar kwamen voor het onderzoek in proefvelden.