
Huidige extra aandacht voor zwavel overtrokken

Gemiddeld akkerbouwbouwplan heeft voldoende aan natuurlijke aanvoer
Zwavel is net als stikstof een belangrijk element als het gaat om eiwitvorming in de plant. De N/S verhouding in eiwitten is redelijk constant. Gewassen met een hoog eiwitgehalte hebben daarom verhoudingsgewijs veel zwavel nodig. Een tekort aan zwavel uit zich, net als een stikstoftekort, in het lichtgroen verkleuren van de bladeren. Onderscheidend is dat bij zwavelgebrek de jonge bladeren verkleuren en bij stikstofgebrek de ouderen. Dit komt doordat zwavel minder mobiel is in de plant.
Wat er zonder bemesting al beschikbaar is voor het gewas, is te bepalen met behulp van de S-balans. Deze S-balans is een optelling van de minerale S, S uit depositie, S uit mineralisatie organische stof (zwavelleverend vermogen bodem), S uit capillaire opstijging grondwater en S uit beregening. Daar moet worden afgetrokken de uitspoeling en de behoefte van het gewas. Voor een aantal onderdelen van deze balans geeft een bodemanalyse het meest nauwkeurige inzicht. Is die niet voorhanden, dan is het zwavelbemestingsadvies en haar uitgangspunten zoals die door de onafhankelijke Commissie Bemesting Akkerbouw en Vollegrondsgroenteteelt is vastgesteld, de best beschikbare leidraad.
Tabel 1. Gemiddeld zwavelleverend vermogen (SLV) diverse grondsoorten in kg S/ha
Grondsoort | SLV (kg S/ha) | |
Kleigronden | - Noordelijk kleigebied | 20 |
- Zuidwestelijk kleigebied en rivierkleigebied | 21 | |
- IJsselmeerpolders | 45 | |
- Noordwestelijk en Westelijk Kleigebied | 32 | |
- Oude zeeklei in Droogmakerijen | 41 | |
- Bouwland in Hollands/Utrechts weidegebied | 41 | |
- Bouwland op kleiig veen in Hollands/Utrechts weidegebied | 45 | |
Zand- en dalgronden | - Noordelijke en Noordoostelijk zandgronden en dalgronden | 10 |
- Oostelijke, Centrale, zuidelijke en zuidoostelijke zandgronden | 10 | |
Löss | 16 |
Tabel 2. Gemiddelde S-min diverse grondsoorten in het voorjaar (kg S/ha)
Grondsoort | S-min (kg S/ha) | |
Kleigronden | - Oude zeeklei | 15 |
- Jonge zeeklei | 10 | |
- Rivierklei | 10 | |
- Kleiig veen | 50 | |
Zand- en dalgronden | - Dekzand | 15 |
- Dalgrond | 15 | |
Löss |
De S-min, S uit mineralisatie organische stof en S uit bodemvocht zijn kwantitatief de belangrijkste aanvoerposten. De bijdrage uit atmosferische depositie is de laatste jaren behoorlijk verminderd. Reken ruwweg op gemiddeld 5-7 kg S/ha boven de grote rivieren en 8-10 kg S/ha beneden de grote rivieren.
Als de S-balans is ingevuld en deze wordt afgezet tegen de gewasbehoefte (zie tabel 3), dan is de conclusie gerechtvaardigd dat een gemiddeld akkerbouwbouwplan met aardappelen, graan, bieten en een vierde gewas als peen, uien of peulvruchten voldoende zwavel beschikbaar heeft in de bodem, zeker de bouwplannen op de zwaardere, minder uitspoelinggevoelige gronden.
Tabel 3. Overzicht S-behoefte en S-afvoer per gewas
Categorie S-behoefte | Gewas | S-behoefte (kg S/ha) | S-afvoer (kg S/ha) |
Laag | Pootaardappelen | 15 | 9 |
Suikerbieten | 25-30 | 17-23 | |
Vlas | 44105 | 43378 | |
Sla | 43444 | 43380 | |
Matig | Consumptieaardappelen | 20 | 13 |
Zetmeelaardappelen | 20 | 12 | |
Wintertarwe | 20-25 | 15-20 | |
Zomergerst | 15 | 43413 | |
Overige granen | 15 | 43443 | |
Graszaad (Engels raai) | 15-20 | 43381 | |
Uien | 15 | 43255 | |
Peulvruchten (erwt/boon) | 15 | 43255 | |
Winterpeen | 20-30 | 15 | |
Waspeen | 20 | 10 | |
Snijmaïs | 20 | 17 | |
Prei | 15-25 | 42278 | |
Hoog | Koolzaad | 45-55 | 15 |
Bloemkool | 40-50 | 20-25 | |
Zeer hoog | Spruitkool | 50-60 | 20 |
Sluitkool | 40-60 | 30-35 |
Neem bij afweging beschikbaarheid eerste deel groeiseizoen mee
Zwavel is in alle fasen van de gewasontwikkeling nodig, maar niet op elk moment in dezelfde hoeveelheid. Met name in het eerste gedeelte van de groeifase is relatief meer zwavel nodig. Dit betekent dat een lage zwavelvoorraad vooral in de eerste helft van het groeiseizoen een risico is, met name voor gewassen die ook nog eens een korte c.q. snelle groeiperiode hebben.
Of er voor komend groeiseizoen zonder aanvullende bemesting voldoende zwavel beschikbaar is, is afhankelijk van de komende 2-3 maanden. Als er binnen afzienbare tijd een relatief warm en droog voorjaar aankomt, dan stijgt de S-balans behoorlijk. Meer mineralisatie en minder uitspoeling.
Organische mest draagt nauwelijks bij in S-voorziening start groeiseizoen
Akkerbouwgewassen die organische mest aan de basis hebben, profiteren zeker in het begin van het teeltseizoen heel matig van de zwavel die daar in zit. Gemiddeld is aan het begin zo'n 10% van de aangevoerde hoeveelheid (rundveedrijfmest bevat 700 gram S per kuub mest) door mineralisatie beschikbaar, voor hele seizoen 45-50%. Doordat niet alles beschikbaar komt stijgt door de organische bemesting op termijn wel het zwavelleverend vermogen van de grond en draagt in die zin bij aan het opbouwen en behouden van een ‘topbodem’.
Overbemesting schaad
Zwavel is bij uitstek een element waarbij je kritisch moet zijn op extra aanvoer. Het gezegde ‘baat het niet, schaadt het niet’ gaat voor dit element niet op. Een overbemesting met S leidt tot een mindere opname van spoorelementen door het gewas. Verder resulteert een teveel aan zwavel in calciumuitspoeling en verzuurt de bodem.
Wegen de meeropbrengsten op tegen de extra kosten?
Onderzoek door o.a. Wageningen UR en NMI laat zien dat diverse gewassen verschillend reageren op een zwavelbemesting. Zo leverde bemestingonderzoek in maïs op een zwavelarme zandgrond met extra zwavel 450 kg drogestof per hectare extra op. In ditzelfde onderzoek bleken bovendien geen significante verschillen in zwavelwerking tussen verschillende zwavelmeststoffen. Wel was de reactie op een zwavelbemesting behoorlijk afhankelijk van de P en K-toestand van de grond, de P-rijenbemesting, de SLV en het productiepotentieel van het perceel. Extra zwavel bemesten op wintertarwe levert nauwelijks significante korrelopbrengst verschillen. Voor bieten is het zelfs geld weggooien omdat onderzoek heeft aangetoond dat dit gewas niet reageert op een zwavelbemesting.
Of u nu uiteindelijk wel of geen zwavel moet bemesten hangt af van een nauwkeurige bodemanalyse in combinatie met een goed inschattingsgevoel. Kunt u zeker als de bodemanalyse in het gebied wel/niet bemesten zit, een goede inschatting is te maken of de zwavelbehoefte van de gewassen op het juiste moment ingevuld kan worden met hetgeen beschikbaar is in de grond. Dit teelt/groeiseizoen zal de extra mineralisatie vanwege de zachte winter waarschijnlijk teniet worden gedaan doordat het relatief ook een behoorlijk natte winter was. Stop extra energie in het verkrijgen van gemeten data voor de S-balans en houdt uzelf een spiegel voor of een aanvullende S-bemesting met ‘luxe’ meststoffen voor uw percelen en gewassen noodzakelijk is en welke alternatieven er eventueel zijn.
Wordt uiteindelijk afgewogen beslissing tot een zwavelbemesting gemaakt, houdt dan bij de keuze van meststoffen rekening met de juiste verhouding tussen de diverse elementen. De stikstofprijs leidend laten zijn is verleidelijk en goed voor de portemonnee, maar weegt niet op tegen de negatieve gevolgen van een overbemesting.
Tekst: OCI Agro