
'Zonder meeldauwaanpak over drie jaar geen uienteelt meer in Nederland'

Ook 2024 kenmerkte zich wederom als een typisch meeldauwjaar. De aantasting was groot, waardoor veel opbrengsten verloren gingen. Voor Ermers de bevestiging dat valse meeldauw zich goed thuis voelt in het Nederlandse klimaat. Een grote bedreiging, en dat terwijl er volgens hem nog een enorm kennishiaat over de ontwikkeling van valse meeldauw is. „Het is doodzonde dat wij alleen hier in Nederland ons zo druk maken om uien.”
Met samenwerkingsverbanden als Uireka en de recentelijk aangevraagde verbindendverklaring van BO Akkerbouw om de uienteelt op te nemen in het onderzoeksprogramma moet er een stap gezet worden op het vergroten van de kennis over valse meeldauw. „Daar put ik hoop uit, want het is hard nodig, anders telen we over drie jaar geen uien meer.”
Toegelaten middelen
Een kloppend systeem voor de aanpak van valse meeldauw is lastig te maken. Voor de preventieve inzet zijn er nog maar drie opties: oxathiapiproline + azoxystrobine + hulpstof, oxathiapiproline + kresoxim-methyl + hulpstof, en fluoxastrobine + prothioconazole (+ hulpstof). Dat onder de aanwezige telers in De Meerpaal in Dronten niemand de hand durfde op te steken om te zeggen dat zij een kloppend systeem hebben, is voor Ermers een teken aan de wand. „We moeten aan de bak, anders zijn we straks de teelt kwijt. Ik maak me enorm zorgen, want met alleen deze drie opties kunnen we niet uit de voeten.”
Ook het feit dat Bayer Crop Science op het Fandango-etiket het advies van het maximaal aantal toepassingen van vier naar twee heeft teruggeschroefd, is geen goed teken. Vanwege uitspoeling van de werkende stoffen, een dreigend verbod op PFAS en het feit dat aan het toegestane aantal middelen continu wordt getornd, luidt Ermers de noodklok. „Zet alles in het werk om de nog toegestane middelen daar te krijgen waar ze nodig zijn, en nergens anders.”
Geïntegreerd teeltplan
Onderling afgestemde teeltmaatregelen binnen Integrated Crop Management (ICM) zijn eerder noodzaak dan een must, vindt Ermers. Het gaat dan om kennis („Als u topsport bedrijft, dan moet u op z’n minst weten hoe valse meeldauw eruit ziet”), teeltwijze, raskeuze (hoge tolerantie), vroege teelt, zaaidichtheid („Zaai zo dat de wind door het gewas kan komen en het eerder droog is”), bodemgezondheid, bemesting, gewasmonitoring en gewasgezondheid. Ook bedrijfshygiëne is belangrijk, omdat het dit jaar verplicht is om vóór 1 april afvalhopen af te dekken en bij een bepaald aantal meeldauwaantastingen de teler verplicht is om in te grijpen. „Hoe? Dat weet ik ook niet, maar het moet.” Belangrijke schakel in ICM is de inzet van beslissingsondersteunend systemen (BOS). „Die werken goed, maar het lek is nog niet boven water. We moeten in ieder geval in staat zijn om in te grijpen, voor het spel op de wagen is.” De preventieve inzet van chemie is de laatste cruciale schakel.
Masterplan meeldauw
Ermers vraagt zich ook hardop af of ook de manier van telen in Nederland nog wel langer houdbaar is. „Eigenlijk telen we het hele jaar door uien. Op die manier heb je zogenoemde groene bruggen tussen de seizoenen. Het is bovendien ook al jaren geleden dat we een echte winter hebben gehad. We zien dat tweedejaars plantuien als een malle sporaleren. Op de huidige wijze van telen lopen we klem. Willen we in de toekomst nog uien telen, dan moeten we als hele keten de handen ineen slaan.” Voorzitter Mark Brantjes van de organiserende LNCN besluit instemmend. „Het is tijd voor een Masterplan Meeldauw.”

Tekst: Martin de Vries
Geboren en getogen in het Friese Oudehaske ontwikkelde Martin een grote interesse voor de landbouw. Als opgeleid journalist specialiseerde hij zich in de akkerbouw. Zijn overmatige dosis aan nieuwsgierigheid zet hij in voor het team rond Akkerwijzer.
Beeld: Martin de Vries, Ellen Meinen