Fotoserie: NVWA controleert of Poolse aardappelen op ringrot getoetst zijn
Inspecteurs van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) controleren momenteel intensief vrachten Poolse aardappelen die de grens passeren. De aardappelen, meestal voor de fritesindustrie bestemd, moeten in Polen getoetst zijn op ringrot. In verzegelde vrachtauto's gaan ze naar Nederland. De inspecteurs bekijken of de certificaten in orde zijn en of de zegels niet zijn verbroken en de wagens volledig verzegeld zijn. De Poolse autoriteiten melden aan hun Nederlandse collega’s welke vrachten met aardappelen zij hebben getoetst en gecertificeerd. Komen vrachten niet voor op de lijsten die de Poolse autoriteiten doorgeven aan de NVWA, dan kan dat reden zijn de vrachtauto's over te dragen aan de keuringsdienst NAK voor verdere controle. Ook als een zegel is verbroken of er een wagen niet volledig verzegeld is wordt vrachtwagen overgedragen aan NAK, in verband met het gevaar op bijstorten of vervangen van de lading. Polen is niet vrij van ringrot, legt inspecteur Maarten van Merrienboer uit. In de EU is ringrot een quarantaineorganisme. Akkerwijzer.nl keek woensdagochtend mee bij de controles in Twente. Woensdagmiddag trof Van Merrienboer twee Poolse vrachtauto's aan die niet volledig verzegeld waren, waardoor er mogelijk bijgeladen kan zijn of lading volledig vervangen kan zijn, op één vrachtwagen was een zegel niet aangetrokken waardoor deze zonder te beschadigen verwijderd kon worden en daarna weer aangebracht kon worden. Deze twee vrachten zijn overgedragen aan de NAK, de NAK zal deze twee vrachten alsnog bemonsteren op ringrot
De NVWA doet deze controles om te voorkomen dat ringrot via aardappelen uit Polen in Nederland terecht komt. Het grootste gevaar is als Poolse aardappelen niet direct naar industrie gaan of niet goed gekeurde industrie, maar zouden worden opgeslagen op bedrijf waar ook (poot)aardappelen worden geteeld of bewaard. Daarom staat op site NVWA ook meer info over hygiënemaatregelen en regelgeving.
Bekijk de foto's
Tekst: Jorg Tönjes
Beeld: Ellen Meinen