Foppe-Jan Dijkstra: organische stof combineren met 1:3 pootgoed
Pootgoed is de kern van Dijkstra’s bedrijf. Mechanisatie en gebouwen zijn afgestemd op de één op drie teelt. Dat wil hij niet loslaten. Maar binnen de rotatie wil hij wel zo goed mogelijk voor de slempgevoelige bodem zorgen. Dit jaar verhakselde hij voor het eerst zijn stro direct bij de oogst. „Die verteert over een langere periode”, zegt de akkerbouwer. „In januari verwacht ik te ploegen. Net als anders werk ik dan op een diepte van 20 tot 22 centimeter.”
Goede groenbemester
Over de groei van de groenbemester is Dijkstra dit najaar heel tevreden. Hij zegt dat er een ‘forse groenbemester gegroeid is’. Blijkbaar heeft het gewas de nutriënten uit de bodem op het juiste moment kunnen opnemen. Dat lukt niet altijd. Volgens Anna Zwijnenburg is het voor een goede groei van groenbemesters nodig dat ze voldoende aan minerale stikstof kunnen komen. „Als er veel organisch gebonden stikstof in de mest op de groenbemester zit, kan het gewas een tekort daaraan hebben.”
Zwijnenburg praatte afgelopen week met Dijkstra over de resultaten op het bedrijf. Ze denkt dat het goed is om meer te weten over de samenstelling van de mest en de bodemanalyse, om te kunnen zien of de omstandigheden voor de groenbemester optimaal zijn. „De balans tussen minerale stikstof en organisch gebonden stikstof in de mest kan sterk verschillen. Het kan bijvoorbeeld afhangen van het voer dat het vee kreeg.”
Kwaliteit van de mest
Erikjan van Huet Lindeman van het laboratorium van Eurofins Agro in Wageningen bevestigt dat er grote kwaliteitsverschillen in de mest kunnen zijn. Volgens hem is het complex en afhankelijk van het bedrijf, de bodem en de omstandigheden in het najaar hoe de beschikbaarheid van nutriënten uitpakt. Hij vindt het dan ook verstandig om als teler met een deskundige coach te bepalen wat de juiste analyses zijn. Het weer in het najaar kan grote invloed op de mineralisatie van stikstof in mest en bodem hebben. „Als het warmer en vochtiger is gaat de mineralisatie veel sneller dan als het koud en droog is. Ook het type mest maakt veel verschil. Zeugendrijfmest is rijk aan snelle minerale stikstof. Vaste mest of geitenmest is trager.”
Zwijnenburg en Van Huet Lindeman noemen beiden de mogelijkheid om kunstmest te geven, maar ook de beperkingen die daarvoor gelden in de regelgeving. Tijdig bemesten is noodzakelijk, want de uitrijperiode stopt vroeg in het najaar voor vloeibare dierlijke mest en stikstofkunstmest.
Dijkstra wil echter met de veehouder waarmee hij samenwerkt verder. Behalve de wat tragere mest kan er ook stikstof tijdelijk gebruikt worden (vastgelegd) als het bodemleven het gehakselde stro afbreekt. Zwijnenburg: „Per ton stro kan dat wel 7 tot 10 kilo stikstof vragen. Toch denk ik dat de keuze voor het verhakselen van het stro heel goed is in zijn bouwplan. Als hij meer organische stof in de bovenste laag van de bodem heeft, gaat dat hem zeker helpen.”
Ook de samenwerking met de veehouder is een voordeel voor beide partijen, denkt Zwijnenburg. „Akkerbouwers hebben vaak stikstofruimte over en worden beperkt door fosfaat. Veehouders willen die extra stikstofruimte graag benutten.” Dijkstra gaat in de winter dan ook kijken hoe hij samen met de collega veehouder het beste kan halen uit akkerbouw en voedergewassen.
Gewaskeuze
Zwijnenburg denkt dat er mogelijk wat te halen is uit andere grassenmengsels, die beter voor de bodem zijn en dieper wortelen. Mogelijk kan Dijkstra wat met andere gewassen betekenen voor de veehouder. Maïs zou wat ruimte kunnen maken voor voederbieten of veldbonen. Net als Van Huet Lindeman van Eurofins denkt ze dat oplossingen op maat het beste zijn.
Voor Dijkstra is de bodem wat te stikstofrijk als hij pootaardappelen teelt aansluitend aan drie jaar grasland. Dat is de reden om over andere veevoedergewassen te willen denken. Veldboon of voederbiet zijn mogelijkheden, omdat maïs ook niet ideaal is voor de bodemkwaliteit. „Dat gaan we deze winter verder bestuderen”, zegt Dijkstra.