
Wouter Bulk, manager sustainability en PGA van BASF:
''Eén individu kan het verknoeien voor een hele sector''

Water is vandaag de dag een hot item. Niet alleen in de politieke discussies, ook in de agrarische sector. Want hebben we op termijn wel voldoende én schoon water beschikbaar? De kaderrichtlijn water stelt stevige normen waarin ook de aanwezigheid van gewasbeschermingsmiddelen is opgenomen. “Op zich is dat terecht”, vindt Wouter Bulk die zich namens BASF bezighoudt met de verantwoorde toepassing van gewasbeschermingsmiddelen. Ook onderhoudt hij intensief contact met beleidsmakers van (semi)overheden. Veel gesprekken over water en normen monden echter uit in een verschil tussen theorie en praktijk. Wat op papier wenselijk en logisch lijkt, is in de praktijk vaak nagenoeg onuitvoerbaar. En het gaat te veel over normen in plaats van effecten op de ecologische kwaliteit. ”Gewasbeschermingsmiddelen bepalen in het algemeen slechts 2,5 procent van de verontreiniging van oppervlaktewater onder de kaderrichtlijn. Een sloot is geen afvoerkanaal, het is onderdeel van ons schoon watersysteem. Maar we zijn wel toe aan politiek realisme. Want alle stakeholders willen ecologische kwaliteit, laat dat ons doel zijn.”
Normoverschrijding 90 procent gedaald
Aan tafel met overheden en belangenorganisaties legt Bulk keer op keer uit welke grote inspanningen de agrarische sector al heeft geleverd. Het aantal normoverschrijdingen in oppervlaktewater is de laatste 20 jaar met meer dan 90 procent gedaald, maar het zijn er volgens Bulk nog steeds te veel. Daarom houdt hij ook de sector de spiegel voor. Want alleen met gezamenlijke inspanningen is emissie nóg verder te reduceren. “En als die opties er zijn, vind ik dat je ze ook moet benutten”, aldus Bulk. Emissie van gewasbeschermingsmiddelen is nooit 100% uit te sluiten. Maar er zijn routes die aandacht vragen. De erfemissie bijvoorbeeld. Dat is volgens Bulk eenvoudig op te lossen met gerichte maatregelen zoals gesloten spoel- en vulplaatsen met een opvangvoorziening. Niet alleen voor de spuitmachine, maar ook voor het reinigen van kisten. “Nog niet elk bedrijf heeft zo’n spoelplaats, maar je ziet het gedrag wel veranderen. Boeren durven elkaar erop aan te spreken. Want ze weten: als één het verknoeit, dan is de hele sector daarvan de dupe.”
Afspoeling voorkomen
Een ander punt van aandacht is volgens Bulk de afspoeling van gewasbeschermingsmiddelen van het perceel naar oppervlaktewater. Zeker bij toenemende kans op hoosbuien kan dit leiden tot normoverschrijdingen. Vooral op de wat slempgevoeliger gronden. Zijn advies? Leg rondom het perceel een bufferstrook met een infiltratiegreppel aan. Naast deze ingreep zijn er nog meer maatregelen. Telers kunnen deze eenvoudig vinden op toolboxwater.nl “Het vraagt de nodige inspanning, maar besef dat de laatste 20 procent reductie die we willen bereiken waarschijnlijk 80 procent van alle inspanningen vraagt. Maar ze zijn écht nodig.”
Inzameling leeg fust opschalen naar 80 procent
Leeg fust van gewasbeschermingsmiddelen? Voor agrarische bedrijven viel dat tot voor kort onder de noemer bedrijfsafval. Stichting STORL heeft afgelopen jaar een inzameling van gereinigd fust in gang gezet. Gespoeld fust kan gemeld worden voor inzameling waarna het verantwoord gerecycled wordt. Het eerste jaar is circa 20 procent van gebruikt fust ingezameld. Op zich is dit een vliegende start. Het streven is echter om dat zo snel mogelijk naar 80 procent op te schalen. Een belangrijk leerpunt is dat gereinigd fust in verband met het recyclingsproces goed ‘uitgelekt’ moet zijn. Er mag dus geen spoelwater meer in zitten. In de praktijk bleek dat dit nog lang niet altijd het geval was. Belangrijk om in te bouwen in het ritme van spoelen: het fust even op de kop laten staan zodat alle vloeistof eruit is.
Echte knelpunten
De sector en haar belangenorganisaties zetten zich maximaal in om op termijn een voldoende breed pakket middelen beschikbaar te houden. Naast toelatingen van middelen doen ze dat ook voor vrijstellingen onder bepaalde voorwaarden. Bijvoorbeeld als een ziekte of plaag zeer lastig te bestrijden is door het ontbreken van alternatieven. De Nederlandse overheid kijkt hier echter veel kritischer naar dan andere lidstaten. “In essentie begrijp ik dat, maar er is weinig oog voor de échte knelpunten. De sector moet daarom altijd laten zien dat ze uiterste inspanningen levert. Maar we moeten er in Nederland ook voor waken dat de kloof tussen theorie en praktijk niet te groot wordt. Het beoogde effect dat je wilt bereiken komt dan steeds verder van je af te liggen.”