Rustgewasverplichting op zuidelijke zand- en lössgronden van 1-op-4 naar 1-op-3
Kabinet verzwaart generieke maatregelen bij 8e Actieprogramma Nitraatrichtlijn

De voorgestelde aangescherpte rustgewasverplichting in een rotatie van 1-op-3 geldt alleen voor de gebieden 'zand zuid' en 'löss'. De minister laat nog wel onderzoeken of de rustgewasverlichting in een rotatie van 2-op-6 een alternatief kan zijn. Tevens wil het kabinet in lijn met de huidige derogatiebeschikking de hoogte van de stikstofgebruiksnorm voor het opvolgende gewas in deze gebieden afhankelijk laten zijn van aanwezige hoeveelheid stikstof die zich nog in de bodem bevindt. Zo kunnen gewassen preciezer bemest worden.
De 1-op-4-rustgewasverplichting blijft van kracht in de gebieden 'zand noord' en 'zand midden'. Ook de stimulering van de teelt van een vanggewas blijft op de zandgronden (noord, midden en zuid) gehandhaafd. 'Deze maatregelen zie ik als noodzakelijk met het oog op het voorkomen van achteruitgang van de kwaliteit van het grond- en oppervlaktewater.'
Bufferstroken
Verder houdt de minister de generieke maatregelen uit het 7e Actieprogramma in stand. Zo blijven de bufferstroken ook gelden. Daarbij wil het kabinet maatwerk mogelijk maken. Bij wateren in klei- en veengebieden waar de grond- en oppervlaktewaterkwaliteit op orde is, kan de bufferstrook verkleind worden tot maximaal één meter. Of en waar deze versoepeling eventueel mogelijk is, dat is nog niet duidelijk.
Stikstof-en fosfaatgebruiksnormen
De minister volgt het voorstel van de akkerbouwsector om voor het verminderen van nitraatuitspoeling te werken met doelsturing. Om aan de norm van 50 milligram nitraat per liter in het grondwater te voldoen, gaat Wiersma de stikstofgebruiksnorm actualiseren. Hiervoor loopt nog een doorrekening naar wat het effect is van de verlaging van de stikstofgebruiksnorm op de grond- en oppervlaktewaterkwaliteit. 'De inzet is om aan de hand van de uitkomsten van voornoemde onderzoeken een weloverwogen, onderbouwd en proportioneel besluit te nemen en daar waar nodig, en de opgave er om vraagt, kan dit een aanpassing van de stikstofgebruiksnorm tot gevolg hebben', aldus Wiersma.
'Tevens ben ik voornemens om in datzelfde gebied na het scheuren of omploegen van grasland de hoogte van de stikstofgebruiksnorm voor het opvolgende gewas afhankelijk te laten zijn van aanwezige hoeveelheid stikstof die zich nog in de bodem bevindt. Zo kunnen gewassen preciezer bemest worden', schrijft de minister.
De bewindsvrouw is ook voornemens om de fosfaatgebruiksnorm te actualiseren. In gebieden waar fosfaat in het oppervlaktewater nog een aandachtspunt is, geldt dan mogelijk nog een strengere fosfaatgebruiksnorm.
Zaaien van een vanggewas na mais
Waar binnen de huidige derogatiebeschikking het zaaien van een vanggewas na mais in NV-gebieden op klei- en veengrond vanaf 2023 verplicht is, zal deze verplichting naar verwachting gaan gelden voor alle derogatiebedrijven op klei- en veengronden. ‘Mijn voornemen is dat in de klei- en veengebieden na de maisoogst gras of een ander gewas geteeld wordt dat in de winter de bodem bedekt. Hiermee kan oppervlakkige uitspoeling worden voorkomen’, zo schrijft de minister.
Doelsturing
Naast de generieke maatregelen, werkt de minister ook via twee andere sporen aan het verbeteren van de waterkwaliteit. Zo gaat Wiersma in het 8e Actieprogramma verder met het doorontwikkelen van bedrijfsspecifieke doelsturing. Het streven is om tot een afrekenbaar systeem in het 9e Actieprogramma te komen.
Het doel is dat generiek beleid met bedrijfsgerichte doelsturing meer losgelaten kan worden. Een voorwaarde daarbij is wel dat de doelsturing een vergelijkbaar effect moet hebben op de waterkwaliteit. Hiervoor moeten nog indicatoren vastgesteld worden. 'De inzet hierbij is om als eerste stap, in het vierde jaar van het 8e actieprogramma (2029), indien de indicatoren goede resultaten tonen, aan deelnemers van het doelsturingssysteem de mogelijkheid te bieden om sommige (bouwplan)maatregelen uit het generieke beleid los te laten', schetst de landbouwminister.
Ook kan de doelsturingssytematiek gebruikt worden om boeren, door verkregen inzicht in het effect op de waterkwaliteit, te stimuleren op de meest gunstige momenten mest uit te rijden. Wiersma wil vanuit het rijk een 'ingroeipad' faciliteren en sectorpartijen te ondersteunen bij de ontwikkeling van deze systematiek.
Beekdalen
Het derde spoor is dat Wiersma via ander beleid verbetering van de waterkwaliteit mogelijk maakt, zoals via de aanpak 'Ruimte voor Landbouw en Natuur'. In deze aanpak wordt gewerkt aan het ontwikkelen van gebiedsgerichte en ruimtelijke beleidsinstrumenten voor bijvoorbeeld de brede beekdalen en de grondwaterbeschermingsgebieden. 'Een succesvolle gebiedsgerichte uitwerking zal ook effect hebben op het behalen van de grond- en oppervlaktewateropgave.'
In deze aanpak wordt gewerkt aan het ontwikkelen van gebiedsgerichte en ruimtelijke beleidsinstrumenten voor bijvoorbeeld de brede beekdalen en de grondwaterbeschermingsgebieden. Een succesvolle gebiedsgerichte uitwerking zal ook effect hebben op het behalen van de grond- en oppervlaktewateropgave.
1 januari 2026 gaat 8e Actieprogramma in
Met de inzet op generiek beleid, doelsturing en specifieke inzet op brede beekdalen en grondwaterbeschermingsgebieden verwacht Wiersma dat er voor oppervlaktewater op regionaal een restopgave overblijft. Wat deze nu is, dat is nog niet duidelijk. Op basis van de uitkomsten van de doorrekeningen en onderzoeken zal Wiersma verdere invulling geven aan het concept van het 8e Actieprogramma Nitraatrichtlijn. Deze moet op 1 januari 2026 ingaan.