'Groenbemestermengsel: meer verscheidenheid boven en onder de grond'
„Traditioneel is een groenbemester een monocultuur”, zegt Deckers, „Dat levert een eenzijdige stimulering van het bodemleven op. Jonge planten steken 30 tot 40 procent van hun energie in het maken van exudaten. Dat zijn koolstofverbindingen die het bodemleven stimuleren. Elke plant heeft zijn eigen patronen daarin. Daarom proberen wij de meervoudige aanpak te volgen in TerraLife-mengsels. Zo krijg je grotere verscheidenheid boven en onder de grond.”
Volgens Deckers resulteert deze aanpak in een breder ontwikkeld voedselweb in de bodem, waarin goede schimmels en bacteriën gestimuleerd worden en ziekteverwekkers minder ruimte hebben. „Vergelijk het met een volle bus waarin één voetbalvandaal zit. Daar heb je geen last van. Het is een probleem als er een grote groep van die hooligans aanwezig zou zijn.” In mengsels kunnen ziekteverwekkers volgens Deckers niet zo snel domineren.
Stikstofbinding
Deckers wijst op Duits onderzoek waaruit blijkt dat een mengsel met acht soorten beter stikstof bindt dan een mengsel van twee soorten. Twee soorten is nog steeds beter dan één soort bij stikstofbinding. „In complexe mengsels blijkt tot 47 procent meer stikstof gebonden te worden in dit onderzoek. Waarschijnlijk spelen mycorrhiza's daarin een belangrijke rol.
Tijdens het bezoeken van demoveldjes legt Bernard Bles meer uit over de praktische werking van de groenbemestersmengsels en de teelt. Bles vertelt dat in Duitsland de teelt al veel meer gebeurt dan in Nederland. Toch zijn die mengsels niet zo naar Nederland te brengen en hier te zaaien. Dat komt omdat voor erkenning als GLB-mengsel een lijst met plantensoorten opgesteld is die verschilt van de Duitse lijst.
Wortels
„Je teelt vooral groenbemesters voor de onderkant”, zegt Bles. DSV stelt de mengsels samen per volgteelt. Voor suikerbieten zijn andere mengsels optimaal dan voor aardappelen. Verder toont Bles dat het ook van de grond af kan hangen welke keuze de telers maken per situatie.
De mengsels moeten goed afsterven in de winter en liefst geen opslagplanten uit zaden opleveren. Verder heeft DSV mengsels samengesteld die verdichte bodem kunnen verbeteren of een ploegzool doorwortelen. Het mengsel SolaRigol bevat tillagerammenas (een soort wortelradijs of rettich) en vlas om de bodem sterk te doorwortelen. Als de tillagerammenaswortels in de winter sterven laten zij een beter gedraineerde grond achter. Bles zegt dat deze soort gemakkelijker dood gaat in de winter dan de bladrammenas, die nog wel eens opslagplanten geeft.
Aaltjes
Punt van zorg bij veel telers zijn de aaltjes. Ze willen niet dat er aaltjesvermeerdering plaatsvindt door de mengsels. „Wij kijken nu wat de mengsels doen met aaltjes”, zegt Bles. „Het aaltjesschema van PPO gaat uit van een monocultuur. Wij zeggen wel van die mengsels dat ze het 'mistig' maken voor aaltjes.”
In het suikerbietenmengsel BetaSola gebruikt DSV drie aaltjesresistente soorten. Het HLB bemonstert in het onderzoek naar werking op aaltjes van de mengsels.
Tekst: Jorg Tönjes
Beeld: Jorg Tönjes