Speelman zet groenbemester in bij aaltjesstrategie
Op het bedrijf van de familie Speelman zijn zetmeelaardappelen, graan, suikerbieten en uien gevoelig voor aaltjes. Na de tarweteelt heeft Speelman ruimte voor een groenbemester. Na de zetmeelaardappelen is het al ver in het seizoen. Hij rooit vaak begin oktober en doet de aardappelen in de bewaring. Het is dan te laat om nog wintergerst te zaaien. Daarom komt daar wintertarwe, die wat later dan wintergerst gedorst kan worden. Er is dus iets minder ruimte voor groenbemesters dan na gerst, maar zeker voldoende om er wat mee te bereiken na de wintertarwe.
De bladrammenas zaait René Speelman begin tot half augustus. Hij wil resistenties in de groenbemesters hebben tegen bietencysteaaltjes en chitwoodi. Afgelopen jaar koos hij voor het ras Valencia met resistentie tegen BCA1 en Meloidogyne-resistenties. „Op dit moment hebben wij geen problemen met beide aaltjes, maar dat houden we ook liever zo. Misschien gaan we met de bieten wel intensiever. Nu telen we één op vier en het zou naar één op drie kunnen gaan in de toekomst.”
Vrijlevende aaltjes
Om het vrijlevende aaltje Pratylenchus penetrans te slim af te zijn probeerden vader en zoon Speelman Japanse haver als groenbemester. Dat resulteerde niet in effect op de populatie. „Om de populatie te ruimen overwegen we tagetes te telen, maar dat gaan we niet direct al doen”, zegt René Speelman.
Bert-Jan van Dinter van Vandinter Semo zegt dat alleen een goed geslaagde teelt tagetes (Afrikaantjes) echt bijdraagt aan sterke vermindering van de populatie Pratylenchus penetrans. Onderzoek toont aan dat dit rendabel kan zijn op Veenkoloniale grond, zoals die van familie Speelman in Eerste Exloermond. Van Dinter wijst ook op goede onkruidbeheersing in de tagetes, omdat de aaltjes op veel waardplanten kunnen vermeerderen.
Japanse haver is volgens Van Dinter een goede keuze als chitwoodi-aaltjes geen rol spelen. Van tagetes verwacht Van Dinter goede resultaten. Zaai het in juli of op tijd in augustus, is zijn advies.
Inwerken
Speelman werkt de groenbemester liefst in januari of februari in, het best na vorst. Eerst klepelt hij het afgestorven gewas. Hij spit de grond voorafgaand aan de zetmeelaardappelteelt. „Zo bevalt het mij het beste.”