Uitbreiding beregeningsverboden na vondst bruinrot in water
De uitbreiding van bestaande gebieden en de aanwijzing van nieuwe verbodsgebieden is nodig omdat in een deel van de monsters die zijn genomen buiten de verbodsgebieden bruinrot is aangetroffen.
Vier gebieden opgeheven
Daarnaast is besloten vier verbodsgebieden op te heffen. Reden hiervoor is dat de NVWA meerdere jaren achtereen geen bruinrot in het water in het verbodsgebied heeft aangetroffen. Dit is voor de overheid voldoende aanleiding om het beregeningsverbod in deze gebieden op te heffen.
In de verbodsgebieden is het oppervlaktewater besmet of vermoedelijk besmet met de bacterie Ralstonia solanacearum. Deze bacterie veroorzaakt bruinrot, die tot grote schade in de aardappelteelt kan leiden. In de verbodsgebieden is het verboden oppervlaktewater te gebruiken in de aardappelteelt. Bruinrot zelf werd in 1995 voor het eerst in de Nederlandse aardappelkolom vastgesteld, en het was ook ineens een heel groot probleem. Toen duidelijk werd dat het oppervlaktewater een grote rol speelde in het verspreiden van besmettingen, voerde de sector in 2005 een algeheel beregeningsverbod met oppervlaktewater in voor pootaardappelen.Dankzij deze maatregel nam het aantal vondsten van bruinrot snel af.
Aardappelkolom vrijhouden van bruinrot
De Nederlandse aardappelsector en overheid streven er naar de aardappelkolom vrij te houden van bruinrot. LTO, NAK, Stichting TBM en NVWA onderschrijven samen deze doelstelling. De NAK laat zijn keurmeesters bij (vermoedens van) gebruik van oppervlaktewater daarvan melding doen bij de NVWA. Ook de Stichting TBM kijkt bij de veldinspecties van TBM-pootgoed naar (vermoedens van) gebruik van oppervlaktewater. Daarnaast heeft LTO telers opgeroepen om bij (vermoedens van) gebruik van oppervlaktewater in de pootgoedteelt hiervan melding te doen aan de NVWA. De NVWA voert ook zelf toezicht uit op de naleving van de beregeningsverboden.