TopBodem-deelnemers zetten groenbemesters doelgericht in
Deze herfst volgden de TopBodemboeren de ontwikkeling van de groenbemesters in het veld. Ze keken naar de bovengrondse en de ondergrondse ontwikkeling. Behalve de keuze voor de beste soorten of mengsels, wilden de boeren ook leren over de verzorging van de groenbemesters. Hoe ga je om met zaaien, bemesting en inwerken van het gewas?
Bemesten
Een vraag van de noordelijkste deelnemer Foppe-Jan Dijkstra was hoe de bemesting van de groenbemester het beste uitpakt. Onderzoeker Janjo de Haan van Wageningen Universiteit vindt dat een goede vraag. „Als je rijk bemest hoeven de wortels niet diep te zoeken. Die beworteling is juist belangrijk. Een groenbemester hoeft niet anderhalve meter hoog en heel groen te zijn.”
De Haan zegt dat de runderdrijfmest, die Dijkstra aan de groenbemester gaf, heel goed is. Een klein deel daarvan komt in het najaar beschikbaar en de rest is voor het gewas van volgend jaar. Met KAS kan Dijkstra volgens De Haan wel wat matigen. Albert Jan Olijve van Van tafel naar kavel wijst erop dat de strovertering op Dijkstra's perceel ook 30 kilo stikstof vraagt. In de bemesting moet hij daar rekening mee houden.
Aaltjes
Bij andere telers speelt de aaltjesproblematiek nog wat sterker dan bij Dijkstra. René Speelman uit de Veenkoloniën en Gijs en Paul Krol van de zuidoostelijke zandgrond hebben hier mee te maken. De vraag komt uit de groep of de keuze voor een mengsel verstandig is als plantparasitaire aaltjes aanwezig zijn.
Marije Scholten van Vandinter Semo wijst erop dat vlinderbloemigen chitwoodi-aaltjes vermeerderen. „Als je dus een aaltjesprobleem hebt, houdt daar rekening mee: neem een groenbemester die daar tegen werkt.” Scholten zou in dit geval geen mengsel nemen. Anna Zwijnenburg van Van tafel naar kavel concludeert dat je voor de zaai het doel van de groenbemester moet bepalen.
Geslaagd
Bij de topBodem-boeren zijn de groenbemesters over het algemeen goed geslaagd. Gijs Krol vertelt dat zij op hun bedrijf in overleg met de veehouders waar ze grond mee uitwisselen de groenbemesters kiezen. Dat is ook vaak gras. „Er is dit jaar een flink pak Italiaans raaigras op gegroeid. We zouden de veehouder kunnen vragen of hij het nog maait, voordat wij het onderwerken en aardappels poten, maar de boeren hebben genoeg kuilvoer van dit jaar. Ik denk dat we het gras dus liever inwerken als investering in de grond.”
Dijkstra is blij met de groenbemesters, nu het zo veel geregend heeft op zijn bedrijf. „Het is daardoor niet nat en blubberig. Zometeen kunnen we het goed ploegen.” Maarten Janse uit het Zeeuwse Wolphaartsdijk gaat met ploegen onderscheid maken tussen het lichtere en zwaardere deel van zijn perceel. Het zwaardere deel ploegt hij voor de winter en het andere deel laat hij zo.
Omschakelaar
Sam de Visser in Biddinghuizen schakelt om naar biologisch. Dat verandert de strategie bij de groenbemesters. „Vanaf volgend jaar doen we een paar jaar luzerne en daarna zaaien we een mengsel van haver en wikke na gewassen. Ik kijk vooral hoe andere biologische boeren dat doen.”
De Visser zegt dat alles verandert als je biologisch gaat werken. Ploegen is wel gebruikelijk bij deze telers, al kiezen ze ook veel voor zo ondiep mogelijk ploegen. Daarbij kan een nieuwe Spaanse ploeg goed werken. „Dat lukt met een normale trekker. De ploeg bedekt alles goed en hij werkt op zand en klei.”
Na dit jaar met intensieve aandacht voor groenbemesters, gaan de boeren vanaf nu dieper in hun bemestingsplannen duiken. Daarbij is de Nutrinorm Bemestingsplanner, die OCI ontwikkelde met Eurofins, behulpzaam. De TopBodem-coaches en -partners gaan bij de telers langs die hier meer mee willen doen.
Tekst: Jorg Tönjes
Beeld: Jorg Tönjes