De Groene Vlieg: lastig insectenjaar in uienteelt
Door de warme start van het voorjaar (maart-april) werd in 2017 in de meeste gebieden de uienvlieg al vroeg aangetroffen. Opvallend dit jaar was ook de hoge piek in de eerste vlucht. Deze was ruim twee maal zo hoog als die van 2016. Deze gemiddeld hoge druk is onder meer te verklaren door de grotere kans op overleving van de poppen tijdens een milde en relatief droge winter in 2016/2017.
Grote verschillen in aantallen fertiele vliegen
Niet op alle percelen was de druk even hoog: in de teeltgebieden kwamen de medewerkers van De Groene Vlieg grote verschillen tegen in het aantal gevangen fertiele vliegen per perceel. Het begin van de tweede vlucht was in de meeste gebieden zeker twee weken vroeger dan in voorgaande jaren en was bovendien de gemiddelde druk hoog. Door het tegenvallend weer in de periode half juli – augustus viel de piek van de tweede vlucht minder hoog uit dan die van 2016. Een inventarisatie van de vluchtcurves van de uienvlieg in de monitorings-gebieden in de afgelopen vijf jaar laat zien dat het begin van de eerste vlucht in de afgelopen vijf jaren niet veel verschilt.
De reden dat De Groene Vlieg lang doorgaat met monitoren en eventueel uitzetten van vliegen is dat ze zo min mogelijk vliegen als pop willen laten overwinteren zodat er in een volgende voorjaar minder vliegen uit de grond zullen komen. Daarmee is de bestrijding in het nieuwe seizoen goed uitvoerbaar.
SIT op 9.700 hectare
Volgens Maarten de Korte, wetenschapper bij De Groene Vlieg, is er dit jaar via de SIT-methode op 9.700 hectare de uienvlieg bestreden. En via geleidelijke bestrijding de wortelvlieg op circa 8000 hectare. Dat vertelde hij aan de Zuid-Limburgse akkerbouwers deze week in Klimmen tijdens een bijeenkomst voor (potentiële) uientelers.
Volgens De Korte wordt de uienvlieg het jaar rond gekweekt. In totaal circa 2,5 miljoen jaarlijks. De Korte: „Het uitzetten van de vliegen levert pas echt resultaat op bij langjarige inzet en het gezamenlijk optrekken van enkele telers in een bepaald gebied. De vlieg overbrugt een afstand van maximaal circa drie tot vier kilometer.”