Gestage groei van het areaal akkerbouwgroenten

Volgens recente cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) wordt er dit jaar in Nederland 60.400 hectare aan akkerbouwgroenten geteeld. Tot deze grote groep rekent het CBS groenten als uien, peen, knolselderij, schorseneren, witlof en erwten.
In vergelijking met vorig jaar, toen het areaal 58.300 hectare groot was, is de stijging 3,6 procent. De tabel laat zien dat er jaarlijks groei zit in deze groep gewassen. Over een langere tijd is het zeker een spectaculaire groei die zich echter bijna geruisloos voltrekt. Want vergeleken met de eeuwwisseling (46.000 hectare), is het areaal liefst 31,3 procent toegenomen.
Tabel: areaal akkerbouwgroenten (CBS)
2000 46.000 ha
2005 47.000 ha
2010 52.000 ha
2015 56.200 ha
2016 58.300 ha
2017 60.400 ha
Sterke teeltregio’s
De teelt van de akkerbouwgroenten voltrekt zich in enkele regio’s van het land. Teeltprovincie nummer één is Flevoland. In het nieuwe polderland staat dit jaar 17.700 hectare, wat neer komt op 29,3 procent van het landelijk areaal akkerbouwgroenten. De gemeente Noordoostpolder is hier koploper, gevolgd door Dronten, Zeewolde en Lelystad.
Een stevige nummer 2 in het overzicht van CBS is Zeeland met 11.900 hectare, ofwel 19,7 procent van het landelijke akkerbouwgroentenareaal. Andere provincies met een substantiële omvang zijn Zuid-Holland (5.500 hectare), Limburg (4.400 hectare) en Noord-Brabant (3.800 hectare) en Noord-Holland (3.500 hectare), hetgeen overeenkomt met respectievelijk 9,1 procent, 7,3 procent, 6,3 procent en 5,8 procent. In Zuid-Holland concentreert de teelt zich vooral op de Zuid-Hollandse eilanden, in Noord-Brabant in het akkerbouwgebied West-Brabant, terwijl in Noord-Holland de gemeente Hollands Kroon er uit springt.
Van het landelijke areaal biologische akkerbouwgewassen van rond 10.000 hectare bedraagt het aandeel biologische akkerbouwgroenten volgens CBS-cijfers de laatste jaren ruim 4.000 hectare. Op het totaal van 60.400 hectare in 2017 is dit 6,6 procent. Binnen de biologische groenten zijn uien en winterpeen veruit de meest geteelde gewassen.
Forse toename uien
De belangrijkste bijdrage aan de akkerbouwgroenten wordt geleverd door uien. “Als ik kijk naar 20 jaar geleden, dan is de verwerkings- en opslagcapaciteit verdubbeld. Dan gaat de productie hand in hand”, zegt teeltadviseur Paul Hooijman van Delphy. Uien gaan de hele wereld over. “Als er in een land een tekort is, gaan er gewoon een paar schepen extra naar toe”, aldus Hooijman. Zijn werkgebied is Noordwest-Nederland. De groei van het areaal uien heeft zich volgens de adviseur de laatste jaren vooral voltrokken in Groningen en de Veenkoloniën. “We hebben de laatste jaren veel geleerd, maar de uien zijn niet eenvoudig te telen.” Er zijn telers die het goed in de vingers krijgen, maar ook telers die er na één of twee jaar weer vanaf stappen.
Ook Luc Remijn, collega van Hooijman in Zuidwest-Nederland en “al 26 jaar in de uien”, ziet het areaal uien in de traditionele gebieden niet exposief toenemen. “En het zal langzaam blijven groeien”, want een plafond is nog niet in zicht. Hij wijst er op dat de teelt niet moet worden onderschat. “Als je uien hebt met fusarium, haalt dat de kwaliteit onderuit.” Het saldo dat de teelt van uien oplevert omschrijft Delphy-adviseur Remijn als wisselend. “Voor de jaarwisseling zaten we boven de kostprijs, na de jaarwisseling eronder.”
Peen en knolselderij
Van de andere gewassen uit de groep akkerbouwgroenten zijn peen en knolselderij bij een aantal akkerbouwers in beeld. Beide teelten hebben hun beperkingen, ook in de afzet. Want er is wel vraag in Europa, maar wereldwijd is het niet vergelijkbaar met uien.
“Bij de teelt van wortelen is de mechanisatie verbeterd. Toch zien we hier bij nieuwkomers soms mislukkingen, bijvoorbeeld door een slechte opkomst. Dan weet je dat de opbrengt tegen gaat vallen”, zegt Paul Hooijman. Een akkerbouwer die wortelen gaat telen, moet in zijn ogen de teelt en de opslag op orde hebben. Het oogstmoment is belangrijk. “Ook als je alles goed voor elkaar hebt, ben je nog niet zeker van verdienen.” Dat heeft er ook mee te maken dat veel werkzaamheden – afgezien van het spuiten – moeten worden uitbesteed.
Volgens collega Luc Remijn is de markt voor peen beperkt. “Er zijn akkerbouwers die het oppakken, maar even snel na een paar jaar weer stoppen.” De gemiddeld tegenvallende saldo’s van peen in 2016 en dit jaar maken de teelt niet populairder.
Knolselderij is volgens de adviseurs van Delphy een gewas waar telers een paar jaar aan ruiken, maar er soms even snel vanaf stappen. “Telers zijn er niet in gemechaniseerd. Het rooien gebeurt wel met een aardappelrooier of met een aangepaste bietenrooier”, zegt Remijn. Collega Hooijman omschrijft het als een lastige teelt. “Als het mis gaat, kan het ook echt mis gaan.” En dan is het een dure teelt, want het plantmateriaal is niet goedkoop en werkzaamheden moeten deels worden uitbesteed. Hooijman wijst ook op de beperkte afzetmarkt. “Als er morgen tien telers besluiten om een groot areaal knolselderij te telen, kan de markt zo maar in elkaar klappen.”
Tekst: Henny Lenkens
Beeld: Agrio