Grip houden op vitaliteit van het pootgoed
Pootgoedtelers zouden veel beter in beeld moeten hebben wat de fysiologische leeftijd van hun plantmateriaal is. Dan kunnen ze volgens WUR-hoogleraar Paul Struik veel beter inspelen op situaties tijdens de bewaring en de vervolgteelt. Hij refereert aan de discussie over de vitaliteit van pootgoed die enkele jaren geleden weer in alle hevigheid werd gevoerd, nadat consumptietelers in het zuidwesten te kampen hadden met opkomstproblemen. De consumptiesector wees met een beschuldigende vinger naar de pootgoedsector en vroeg daarop om meer openheid over de kwaliteit van het aangekochte pootgoed.
Veel blinde vlekken
Struik begrijpt aan de ene kant heel goed dat de pootgoedsector hier niet om zit te springen. Maar desondanks overheerst bij hem het besef dat de pootgoedtelers zelf ook groot voordeel kunnen hebben bij meer inzicht in de fysiologische leeftijd van hun poters. Want, zegt de WUR-onderzoeker, er zijn nog heel wat blinde vlekken als het gaat om de vitaliteit van pootaardappelen.
Hij noemt als eerste de periode tussen loofdoding en oogst. „Na de loofdoding moet de knol zichzelf zien te redden, terwijl de weersomstandigheden zeer verschillend kunnen zijn. Die variaties kunnen een grote invloed hebben op de vitaliteit en spruitlustigheid, maar dat kun je aan de knollen zelf nog niet zien.” Die effecten kwamen ook duidelijk naar voren in veldproeven.
Lees het volledige artikel over vitaliteit van pootgoed in het vakblad Akkerwijzer dat zaterdag 17 maart is verschenen