‘Haal kunstmest van zijn voetstuk’
Visser wijdt zich sinds 2000 volledig aan een sociaal- en natuurwetenschappelijke analyse van het Nederlandse landbouwbeleid. Hij promoveerde in 2010 op het onderwerp bij de Friese hoogleraar Jan Douwe van der Ploeg en econoom Bob Goudzwaard. Het resultaat van het onderzoek is vastgelegd in een lijvig boekwerk: Down to earth.
Visser concludeert dat Nederland (overheden en bedrijfsleven) ziende blind en horende doof was voor de talrijke waarschuwingen voor het gevaar van kunstmest. In plaats daarvan bejubelden ze kunstmest als een wondermiddel. Zonder zou de wereld niet te voeden zijn en zou Nederland nooit hebben kunnen uitgroeien tot de tweede landbouwexporteur ter wereld.
„De krimp van de boerenstand en de keuze voor kunstmest is bewust gestimuleerd door Den Haag”, stelt Visser, die een relatie legt met de wereldoorlogen. „Overheden kampten met lege stikstoffabrieken, die gebruikt werden voor de productie van explosieven. Nadien zijn die omgebouwd tot productielocaties voor kunstmest.”
Toen al waarschuwden diverse wetenschappers voor de gevaren van kunstmest voor de bodem, onder wie de ontdekker: de Duitser Justus von Liebig. Zij stelden dat kunstmest de bodem eenzijdig voedt, met als gevolg dat micro-organismen de essentiële onderdelen van organische stof afbreken. Terwijl organische stof, ook wel humus genoemd, van eminent belang is voor de bodemvruchtbaarheid. Zonder organische stof is de bodem arm aan natuurlijke voedingselementen en aan zuurstof, en ontoegankelijk voor water.
Dit proces gaat niet van de ene op de andere dag, maar vindt sluipenderwijs plaats. „In delen van Flevoland, waar akkerbouwers hoofdzakelijk kunstmest gebruikt hebben, ondervinden ze de gevolgen: de structuur van de grond is er volledig naar de Filistijnen.”
Overdrijft Visser niet een tikkeltje? Flevoland is nog altijd de provincie met de hoogste hectare-opbrengsten. Visser: „Ze kunnen het nog enigszins compenseren met de inzet van veel hulpmiddelen, maar voor hoe lang nog? Wat mij betreft is de vraag stellen hem beantwoorden.”
Wat Visser vooral stoort is dat kunstmest nog steeds op een voetstuk staat, ook in het huidige mestbeleid. Dat beleid legt vooral beperkingen op aan dierlijke mest. Zo gaan de overheidsmodellen ervan uit dat stikstof in dierlijke mest een werkingspercentage heeft van 65 procent. De resterende 35 procent blijft achter in het milieu en spoelt uiteindelijk uit naar het grond- en oppervlaktewater. Kunstmest zou voor 100 procent opgenomen worden door de plantenwortels.
„En dat is quatsch. Totale quatsch. Het is amper de helft. Een fors deel van de stikstofkunstmest spoelt uit naar het oppervlaktewater, waar het overbemesting veroorzaakt, met onder meer de bloei van toxische micro-organismen als gevolg. Ook in onze spaarbekkens. De giftige producten van die micro-organismen word je zelfs door koken niet de baas. Het is dan ook een joekel van een bedreiging.”
De wetenschapper wijst in dit verband op de dode, zuurstofloze zones in de Golf van Mexico en op het praktisch afgestorven Great Barrier Reef voor de Australische kust. „Hoofdoorzaak: uitgespoelde kunstmest van de grootschalige Amerikaanse en Australische landbouw.”
Nu dreigt een forse krimp van de Nederlandse veestapel, omdat Nederland meer dierlijke mest produceert dan Europa toestaat. Een andere optie is om de veestapel intact te laten en te kiezen voor grootschalige mestverwerking en -export. Dat laatste is een optie, omdat veehouders het verlies aan mest kunnen opvullen met kunstmest.
„En dat zou echt de wereld op zijn kop zijn: organische mest met zijn grote voordelen wordt geweerd, terwijl kunstmest met zijn onbeheersbare gevolgen geen strobreed in de weg wordt gelegd.” Visser en zijn medestanders uiten hun zorgen af en toe in Den Haag. „Maar het dringt niet door. Men is er nauwelijks bereikbaar voor informatie en helemaal tevreden met zichzelf. Je wordt wat glazig aangekeken, je voelt ze denken: zo erg kan en zal het wel niet zijn.”
Visser put hoop uit het feit dat steeds meer boeren steeds minder kunstmest inzetten. „Laat ze daar mee doorgaan. Nog mooier zou zijn om drijfmest te vervangen door strorijke vaste mest of door biologische stikstofvastlegging via groenbemesters (gewassen die stikstof binden uit de lucht en ondergeploegd worden). Er zijn nog tal van andere manieren om op een gezonde wijze de grond te bemesten. Die wijsheid is te vinden in veel agronomische publicaties die helaas door de kunstmestrevolutie naar de achtergrond zijn verdwenen."
Tekst: Dirk van der Meulen, Leeuwarder Courant