Column: Prijsbreker

Bij mij staan alleen de suikerbieten nog in de grond. En de gezaaide groenbemesters staan er mooi op. We hebben een moeilijk jaar in midden- en zuidwest-Drenthe. Toch zijn de geluiden dat de opbrengsten meevallen: zetmeelaardappelen tonen een normale opbrengst met een goed zetmeelgehalte van tegen de 20 procent. De bieten zijn nog mooi groen en lijken nog te groeien. Een opbrengst van boven de 70 ton met 17 procent suiker mag ik op rekenen.
Ik hou niet van die uitspraken; ik rooi ze liever eerst zelf. Het zijn mooie opbrengsten, maar er wordt gevreesd voor lage prijzen. Ook onze zetmeelcoöperatie Avebe is in zijn verkoop uiterst gevoelig voor het verloop van de graanprijzen. Cosun kondigt voor volgend jaar een kleinere uitzaai en een lagere bietenprijs aan. De handel praat over een overvoerde markt en maakt boeren plooibaar.
Toch valt het me steeds weer op als we in het verre buitenland zijn, hoe weinig goede landbouwgrond je ziet. Wel vlaktes tot aan de horizon, maar met stenen en rotsen in de grond, te weinig regen of een heet klimaat. Zoet water wordt steeds schaarser, moeilijk voor de drinkwatervoorziening. Beregenen is lang niet altijd mogelijk. En dan te bedenken dat de aardbol ruim 7 miljard mensen te voeden heeft, met een schatting dat de komende 25 jaar er nog een paar miljard bij komen. En dat de koopkracht in de wereld toeneemt.
Vraagtekens zijn te zetten bij die handelspraat van overschotten. Ik denk dat maximale voedselproductie hard nodig is. Als wij hogere opbrengsten hebben en de oppervlakte wat groter is mag dat niet meteen tot lagere prijzen leiden. Die regionale handelspraat moet wereldwijd eens doorbroken worden.
Henk Nienhuis