Column: Jaar van de bodem

Is al die aandacht voor de bodem terecht? Blijkbaar wel, als de VN er in een algemene vergadering aandacht voor vraagt. Wat voor ons vanzelfsprekend is, heeft steeds weer bewustwording nodig. Gelukkig zien we de laatste tien jaar in de landbouwpraktijk veel belangstelling voor de bodem. Een goede zaak.
De aandacht zou nog best wat mogen verschuiven. De eerste bodemkundigen, ongeveer 150 jaar geleden na Von Liebig, waren meest bodemchemici. Bemesting was jarenlang het zwaartepunt, nu vaak nog. Van veel percelen is de bemestingstoestand bekend. Pakweg 50 jaar geleden kwamen bodemstructuur en bodemnatuurkunde uitdrukkelijker in beeld. Wie kent het profiel van zijn percelen en beoordeelt jaarlijks van alle percelen de bodemstructuur en legt dit ook vast? Hier is nog veel informatie te winnen, als basis voor nog beter bodembeheer.
De bodembiologie is nog later in beeld gekomen. Er wordt wel eens beweerd dat we veel meer dan 80 procent van het bodemleven niet eens bij naam kennen. We hoeven gelukkig niet te wachten tot we alles weten. Voor bodemgezondheid kunnen we al forse stappen maken als we ons richten op het gebied waar bodemchemie, bodemstructuur en bodembiologie overlappen. Juist die samenhang is waar het om draait als het gaat om duurzaam bodembeheer.
Die samenhang zien we ook steeds terug in ons werk voor suikerbieten. Enkele voorbeelden: een biet groeit gemakkelijk in grond met een goede structuur, voedingsstoffen worden gemakkelijk opgenomen en bodemschimmels krijgen minder kansen. In te dichte grond groeien de bieten moeizamer met soms vertakkingen, schimmels zoals rhizoctonia groeien dan beter en door minder bereik van de wortels in grond is de opname van voedingsstoffen lastiger.
De veelheid aan functies, taken en diensten maakt dat er terecht veel aandacht is voor de bodem. Onze bodems verdienen permanente aandacht. Hopelijk helpt een jaarlijkse bodemdag om dat brede bewustzijn levend te houden. En ons minder af te laten leiden door één onderwerp in het (bodem)nieuws.
Frans Tijink, directeur IRS
Tekst: Frans Tijink