1 monster per 75 ton
NVWA: Minder zware toets op bruinrot bij ‘nette’ aardappelteler
Na een bruinrotvondst doet de NVWA uitvoerig onderzoek naar de bron van de besmetting en de verspreiding van de bacterie. De partij waarin de bacterie is aangetoond wordt besmet verklaard en alle andere partijen op het getroffen bedrijf krijgen de status waarschijnlijk besmet. Dat geldt ook voor partijen op andere bedrijven die afkomstig zijn van de besmette pootgoedlijn maar waarin het niet is aangetoond. Pootgoed op het getroffen bedrijf en waarschijnlijk besmet pootgoed op andere bedrijven verliezen daarmee de pootgoedstatus en moeten net als alle (waarschijnlijk) besmette partijen consumptie- en zetmeelaardappelen gecontroleerd worden afgezet of vernietigd. In de daarop volgende drie jaar worden alle bedrijven die (waarschijnlijk) besmette partijen hebben gehad gezien als risicobedrijf en onderworpen aan een zwaar bemonsteringsregime van 1 monster per 25 ton.
Op verzoek van de sector heeft de NVWA dit beleid kritisch onder de loep genomen en besloten dat een minder zware toetsing op bepaalde bedrijven geen extra risico’s met zich meebrengt. Voor de betreffende teler betekent dit lichtere regime vooral een financieel voordeel.
Groot financieel voordeel
Voorzitter Peter Berghuis van de LTO werkgroep Pootaardappelen is blij met deze aanpassing. Het is volgens hem een terechte wijziging van de regelgeving. „Het betekent een financiële verlichting voor de telers die het betreft terwijl het risico op nieuwe besmettingen niet omhoog gaat.” Hoe groot dat financiële voordeel is, is afhankelijk van de grootte van het bedrijf en de partijen pootgoed. Maar volgens Berghuis kan dit bij grote telers oplopen tot een besparing van rond 10.000 euro. „Als er veel partijen te toetsen zijn, kan dit aardig in de papieren lopen.”
De aanpassing is ingesteld door de NVWA, en vandaag bekrachtigd in de Klankbordgroep Akkerbouw. De maatregel gaat per direct in, dat wil zeggen dat pootgoed van oogst 2018 onder het nieuwe regime valt.
Oppervlaktewater
Bruinrot is in 1995 voor het eerst in de Nederlandse aardappelkolom vastgesteld. Toen duidelijk werd dat het oppervlaktewater een grote rol speelde in het besmetten van aardappelen werd in 2005 een algeheel beregeningsverbod met oppervlaktewater in pootaardappelen ingesteld. Daar waar in het verleden bruinrot is vastgesteld in oppervlaktewater geldt het beregeningsverbod ook voor de consumptie- en zetmeelaardappelteelt. Hierdoor nam het aantal vondsten heel snel af.