Kringlooplandbouw volgens André Arfman
Kringlooplandbouw, een nieuw fenomeen?
Kringlooplandbouw is het ‘toverwoord’ in de visie die minister Schouten in september lanceerde. Een mooie stip op de horizon, waar we met zijn allen naar toe zouden kunnen werken. Maar is deze term wel zo nieuw of is dit iets waar we eigenlijk al jaren mee bezig zijn? Op dat laatste zou je eigenlijk al direct bevestigend kunnen beantwoorden. Immers in vele schoolboeken staan plaatjes van dieren die mest produceren, mest die weer op het land komt en vervolgens produceert dat land weer voer voor onze dieren. In de melkveehouderij wordt al jaren gewerkt met de Kringloopwijzer, waarin de kringloop en de bijbehorende verliezen in beeld worden gebracht. Op een ander niveau leggen we natuurlijk ook CO2 vast in de planten die groeien op onze akkers, welke vervolgens, na consumptie weer vrijkomt als CO2 of methaan. Kortom kringlopen zijn niet direct iets nieuws in onze sector, maar horen er bij als je succesvol wilt werken met natuurlijke processen.
Waarom dan toch die hernieuwde interesse in het kringloop denken? Als je de visie van de minister goed leest, zie je dat het gaat om het verder sluiten van kringlopen en het liefst op een schaal zo klein als mogelijk en zo groot als nodig. Het heeft dus te maken met het beperken van de verliezen uit de kringloop en het beperken van de input van (grond)stoffen. Als we dit vertalen naar de wereldwijde uitdagingen voor de landbouw: het voeden van ruim 9 miljard mensen; de beperkte aanwezigheid van jonge boeren en tuinders (vergrijzing) en de schaarste/eindigheid aan grondstoffen, hebben deze uitdagingen zeker invloed op kringlooplandbouw. Immers deze maakt het noodzakelijk dat we onze verliezen beperken en zo zuinig mogelijk omgaan met grondstoffen.
Een voorbeeld hiervan is fosfaat, een eindige grondstof. In ons land lijkt het wel dat we het meer als probleem zien dan als kans. We kennen immers de fosfaatplafonds, met daaronder de bijbehorende rechten, maar ook de hoge fosfaattoestanden in bodems, die ons beperken in de bemestingsmogelijkheden. Hierdoor hebben we een fosfaatoverschot dat we of verwerken en voor veel geld exporteren of gewoonweg verbranden. Op zich zou dat ook anders moeten kunnen, zodat we deze fosfaten gaan gebruiken als waardevolle meststof. Zo creëer je enerzijds dat je minder grondstoffen nodig hebt (kunstmest) en anderzijds minder mest hoeft af te voeren, waardoor je de verliezen in de kringloop verder beperkt. Een andere grote uitdaging ligt op het gebied van klimaat en de bijbehorende CO2-reductie. Enerzijds kunnen we een aantal besparing doorvoeren op onze uitstoot van CO2, maar aan de andere kant liggen er ook vooral kansen in het opslaan van CO2 in de bodem en gewassen. Wanneer we ook meer inzicht en (praktijk) kennis over deze kringloop weten te vergaren liggen hier ook kansen voor onze sector. Een derde voorbeeld is de beschikbaarheid van eiwitten in onze voeding. Is het verstandig om waardevolle (plantaardige) eiwitten te importeren uit landen aan de andere kan van de wereld, of is het beter om het gras dat hier groeit om te zetten in dierlijke eiwit en die te benutten?
Kortom, er zijn voorbeelden genoeg van kringlopen in de landbouw. Willen we deze verder sluiten dan is het van belang dat de minister bij de verdere vormgeving van de kringloopvisie ook ruimte wil scheppen in de regelgeving. Bijvoorbeeld rondom het mestbeleid, maar ook rondom het klimaat- en pachtdossier om de kringloopgedachte te stimuleren. Uiteraard hoort daar ook inzet bij op experimenteerruimte op bedrijfsniveau, zodat innovatie wordt gestimuleerd. Met deze ingrediënten kunnen we stappen zetten om de kringloopvisie, waar we al jaren mee werken, verder te ontwikkelen en tot een succes te maken.
Tekst: André Arfman
Beeld: Susan Rexwinkel