Kringlooplandbouw volgens Frits van der Schans
Zelfbeheersing is basis van kringlooplandbouw
Met het uitkomen van de visie van minister Schouten is het Kringlooplandbouw dat de klok slaat. Maar doordat er geen eenduidig beeld is van Kringlooplandbouw, geeft het nog weinig richting aan de sector. En dat was nou net wél de bedoeling van Schouten. Voor mij staat Kringlooplandbouw voor evenwicht tussen akker-/tuinbouw en veehouderij, zuinig op energie, regionaal sluiten van kringlopen en respect voor biodiversiteit.
Op het ouderlijke, gemengde bedrijf liepen melkkoeien, varkens, legkippen, schapen en kalkoenen (van augustus tot de Kerst). Naast grasland waren er akkers met aardappelen, voederbieten en graan. Het bedrijf werd gecompleteerd met een boomgaard en grote moestuin. De teelt van aardappelen was gericht op de eigen consumptie en een beperkte huisverkoop. Voederbieten waren naast bierbostel en pulp het krachtvoer voor de melkkoeien. Het aantal leghennen was afgestemd op de oppervlakte tarwe die nodig was voor een gezonde gewasrotatie. Met de restjes en wat meel, werden de vier zeugen gevoerd. Alle gewassen werden primair bemest met de eigen dierlijke mest, aangevuld met enige kunstmest. Langs de sloten stonden knotwilgen die bonenstaken en bezemstelen leverden. Toch liep mijn vader niet op klompen en had hij als eerste in de verre omgeving een tractor, melkmachine en ligboxenstal. En tussen alle onderdelen op het bedrijf bestond een duidelijke samenhang en was er evenwicht.
Binnen Kringlooplandbouw is ook behoefte aan evenwicht tussen akker-/tuinbouw en veehouderij. Maar op welke schaal dan? Velen maakten en maken zich nog geen zorgen over de uitstoot van broeikasgassen door het gebruik van olie, gas en kolen. De vrije markt is voor hen leidend. Dit geldt bijvoorbeeld voor een tuinder in een dorp verderop die met Russisch aardgas, Poolse en Roemeense medewerkers, aardbeien produceert en die - verpakt als bonbons - exporteert naar Japan. Hij zal op zoek moeten naar een echt, duurzaam verdienmodel en net als iedereen het (in)directe gebruik van fossiele brandstoffen sterk moeten verminderen.
De gedachte dat de Nederlandse landbouw via biomassa veel energie kan produceren, is een verkeerde. De grond in Nederland levert veel meer op voor voedsel en tuinbouwgewassen dan voor biomassa om energie te produceren. Vooralsnog zijn zonnepanelen en windturbines naast energiebesparing veel kansrijker.
Grotere bedrijven in langere ketens kunnen efficiënter werken. Die werkwijze is dan ook de basis en het gevolg van de enorme import en export van agrarische producten. Maar wat als straks de CO2-uitstoot door het gebruik van olie, gas en kolen tegen 50 euro per ton of meer moet worden afgerekend? Verplaatst de levensmiddelenindustrie zich dan (deels) naar andere delen van de wereld, waardoor er hier minder voer voor de (intensieve) veehouderij beschikbaar komt? En zullen stijgende transportkosten de concurrentiepositie van Nederlands vlees en zuivel op de wereldmarkt verslechteren?
Met de recente ervaring van de afschaffing melkquotering en invoering fosfaatrechten, lijkt het logisch als sector en overheid nu wel willen anticiperen op deze ontwikkelingen. Dat zou kunnen door varkens-, pluimvee- en fosfaatrechten bij overdracht met bijv. 10 procent te korten. Dan krimpt de veehouderij geleidelijk en kunnen voer-mest-kringlopen op (Noordwest) Europese schaal (verder) sluiten. Daarmee krijgt de veehouderij zijn belangrijkste functies terug; het benutten van reststromen inclusief gras geproduceerd op gronden die ongeschikt zijn voor akker- en tuinbouw, en het produceren van hoogwaardig voedsel én goede mest. Zo maakt de sector van het klimaat als bedreiging een kans en dat getuigt van maatschappelijk ondernemerschap.
Een scherpe definitie van Kringlooplandbouw is niet te geven, want de omstandigheden en randvoorwaarden veranderen voortdurend. Maar evenwicht tussen akker-/tuinbouw en veehouderij, zuinig op energie, regionaal sluiten van kringlopen en respect voor biodiversiteit zijn belangrijke uitgangspunten. Het belangrijkste daarbij is dat iedereen, elke dag niet meer neemt van de aarde dan anderen nu en in de toekomst kunnen nemen. Dat vraagt om zelfbeheersing bij zowel consumenten als boeren en tuinders. Dat zelfbeheersing een enorme uitdaging is, weet iedereen die op 2 januari weer eens op de weegschaal staat.
Tekst: Frits van der Schans
Beeld: Ellen Meinen