Serie over aardappelkwekers
Freek Vos: ‘Elke plant die je oprooit is steeds weer een verrassing’
Zelf omschrijft hij zich als een semiprof in kwekersland. Freek Vos: „De veredeling is weliswaar mijn grootste werk, maar daarnaast heb ik hier thuis ook nog een bedrijf voor loonkoeling voor pootaardappelen van de buren.” Het veredelingswerk doet Vos sinds 1983, middels een kweekcontract met handelshuis Agrico. „Ik ben in 1982 pas boer geworden met als hoofdteelt pootaardappelen. Daarvoor was ik werkzaam als leraar in het landbouwonderwijs, onder meer in Alkmaar en later in Emmeloord.”
Focus op export- en fritesrassen
Over het veredelen had Vos uiteraard wel eerder gehoord en gelezen, maar de echte interesse was er niet direct. Pas via contact met een collega is de veredeling naar de voorgrond gekomen. „Eerder heb ik er eigenlijk niet zo bij stilgestaan. Ik ben begonnen met 500 kloontjes. In de loop der jaren is dat gegroeid naar zo’n 1.000 tot 1.500 stuks. En toen mijn zoon wat ouder werd, is dat in de periode 2000 tot 2010 zelfs uitgebreid naar 4.000 kloontjes. Mijn zoon heeft in Wageningen plantenveredeling gestudeerd en toen duidelijk werd dat hij niet het bedrijf wilde overnemen is hij na zijn studie als veredelaar aan de slag gegaan bij de concurrent HZPC”, zo laat Vos lachend weten.
In 2012 heeft Vos zijn percelen verkocht en sindsdien ligt de focus grotendeels op de aardappelveredeling van nieuwe en verbeterde export- en fritesrassen. „De hobby werd daarmee deels beroepsmatig en nu doe ik ruim 9.000 eerstejaars kloontjes. Op jaarbasis ben ik hiermee zo’n 1.000 tot 1.100 uur bezig. Zeg maar een halve baan, maar het is wel allemaal bij mij direct om de hoek. Ik doe alles binnen loopafstand, het is namelijk op en rond het erf.”
Lees verder onder de foto
Stapelbare aardappelen
Vos heeft in al die jaren één nieuw ras met succes op de rassenlijst gebracht. „In 2008 is het ras Faluka op de rassenlijst gekomen en wordt vertegenwoordigd door Agrico. Dit jaar stond hiervan in Nederland 108 hectare pootgoed, met als bestemming Noord-Afrika en Cuba. Het is een lange aardappel, want voor de Afrikaanse markten is het belangrijk dat de aardappel stapelbaar is.” Vos heeft goede hoop dat er op niet al te lange termijn nog een tweede ras volgt. „Het ras Lugano ligt nu in het tweede jaar van het cultuur- en gebruikswaardeonderzoek. Met nog een slag om de arm is bijna wel zeker dat die in 2020 ook op de rassenlijst komt. In 2019 komt er al 3 hectare pootgoed van te staan. Dit ras is volledig resistent tegen beide soorten aardappelcysteaaltjes.”
Verrassing wat je oprooit
Volgens Vos is de onvoorspelbaarheid juist hetgeen wat het kwekerswerk zo interessant maakt. „Elke plant die je oprooit is steeds weer een verrassing. Meestal valt het tegen, maar je zoekt altijd naar die ene die er boven uitsteekt. Als je die vindt, dan geeft dat een geweldige kick.” Maar het is zeker niet elk jaar prijs. „In 2008 had ik pas mijn eerste succes te pakken. Daarvoor had ik 25 jaar niks. De voerbak van mijn buurman is dan ook mijn grootste afnemer. Die voert de aardappelen aan zijn koeien.”
Zijn kennis houdt Vos onder meer op niveau met het bijwonen van de jaarlijkse bijspijkerdag van Agrico, het lezen van de vakbladen en contacten met collega’s. „Ik ben ook lid van de kwekersvereniging Midden-Nederland. Dit jaar zijn we ook op studiereis naar Italië geweest en hebben daar onder meer handelsrelaties bezocht die vanuit Nederland pootgoed importeren.” De wensen van de eindgebruiker komen zo beter naar voren.
Moderne veredelingstechnieken
Vos heeft voor zichzelf een stip aan de horizon gezet. „Ik betrek mijn zaden en kloontjes vanaf het begin van Agrico Research, maar sinds een jaar of vijf maak ik echter ook deels zelf kruisingen en hoop in mijn eigen kruisingsmateriaal nog een keer een nieuw ras te ontdekken.” En de uitdaging voor de hele aardappelsector ligt volgens Vos, naast het ontwikkelen van Phytophthora-resistente rassen, in het veredelen van een ras dat resistent is tegen het chitwoodi-aaltje. „Daarin is nog een lange weg te gaan en kost zeker nog heel veel tijd. Chitwoodi vormt voor de sector een steeds groter probleem. Ik richt mij voor het leeuwendeel op het ontwikkelen van nieuwe fritesrassen, maar een klein deel van mijn programma is gericht op de resistentie tegen chitwoodi.” Voor de hele sector zou het volgens Vos verder mooi zijn als Brussel wat meer begrip kreeg en oog had voor de moderne veredelingstechnieken. „Alles wat anders is dan vijftig jaar geleden, bij wijze van spreken, is in de ogen van Brussel gelijk al GMO en dat is lang niet altijd zo. Het inbouwen van meerdere resistenties in de aardappelplant tegen Phytophthora door professor Haverkort werd zo’n vijf jaar geleden bijvoorbeeld ook bestempeld als GMO en is uiteindelijk in de prullenbak beland. Hetzelfde geldt nu weer voor CRISPR-Cas.”
Tenslotte ook nog even over de ‘kwekers van morgen’. Vos heeft er niet echt een goed gevoel bij. „De jeugd staat niet te springen en ondertussen zijn de meeste kwekers toch al enigszins op leeftijd.” Maar voor degene die toch de ambitie heeft, is zijn boodschap duidelijk. „Je moet er zeker 15 jaar voor uittrekken voordat je succes hebt en garanties krijg je niet. Dus moet je heel veel geduld hebben, maar het eventuele resultaat is geweldig.”