‘Goede selectie steeds belangrijker om virussen in aardappelen vroegtijdig te vinden’
Symptoomloze virussen zijn groeiend probleem in teelt pootaardappelen
Vroeger hadden aardappeltelers te kampen met eenvoudige varianten van het Y-virus. „Maar rond 1985 zagen we iets vreemds in het Y-virus. Het waren overgangsvormen; cellen met combinaties van oud en gewoon virus. Sommige hiervan waren sterker dan hun ouders”, vertelde Verbeek tjdens het symposium dat was georganiseerd door George Pars Granen en Profytodsd. „Later kwam daar de variant Wilga bij, een mix van oud en nieuw virus.” De moeilijkheid met deze en andere nieuwe varianten is volgens Verbeek dat ze per ras verschillende symptomen laten zien in het gewas. „Dat maakt de nieuwe virussen moeilijker te onderscheiden tijdens de selectie.” Dit is volgens Verbeek een serieus probleem. „Een goede selectie wordt hierdoor bijna onmogelijk.”
Zichtbaarheid virus
Volgens Hommes is 60 tot 70 procent van de viruszieke planten zichtbaar in het veld. „Ieder ras heeft zijn eigen eigenschappen en manieren waarop het het virus toont.” De zichtbaarheid wordt daarnaast mede bepaald door andere factoren zoals ras, vocht, bespuitingen. Een goede selectie is daarom heel belangrijk, benadrukte Hommes. „Met één keer selecteren krijg je een perceel aardappelen niet schoon.”
Verbeek waarschuwde tevens voor de gevolgen van zachtere winters. „Door de klimaatverandering kunnen we nieuwe virussen verwachten. Daar moeten we continu op bedacht zijn.” Aardappelen zijn het meest vatbaar voor Y-virus als de plant nog jong. Een oudere plant ontwikkelt een bepaalde weerbaarheid. „Maar de luizen komen steeds vroeger in het seizoen. En voor je zelf in de gaten hebt dat er luizen zijn, zit het virus al in het gewas. Een viruszieke plant is niet te genezen.”
Late bladluizenvluchten zijn gevaarlijk
Ook Hommes wees op de gevolgen van het uitblijven van strenge vorstperiodes. „Het groeiseizoen wordt steeds langer, waardoor luizen meer kans krijgen om een extra cyclus te ontwikkelen.” Akkerbouwers zijn vaak wel scherp op de vroege vluchten, rond mei, juni. Hommes riep de telers op het hele seizoen scherp te zijn. „De vluchten laat in het seizoen kunnen zeker zo schadelijk zijn als de vroege.”
Afgelopen seizoen is ruim een kwart van het pootgoed in de nacontrole in klasse verlaagd, dat is veruit het slechtste jaar in vijf jaar tijd. In 2017 stond de teller aan het eind van het nacontroleseizoen op 17,1 procent, in het jaar daarvoor was dat 7,8 procent. Het hoge percentage van 2018 is te wijten aan een combinatie van factoren, onder meer luizenvluchten vroeg in het seizoen, te laat selecteren en droogte met als gevolg het slecht zichtbaar zijn van virus.