Peter Raatjes: Vochtsensoren en bodemkennis inzetten voor beregening
Peter Raatjes gebruikt sensortechniek om de vochtsituatie in de bodem te volgen. Zijn bedrijf RMA (Raatjes Management for Agriculture) bedient klanten in binnen- en buitenland. Volgens hem is de techniek heel goed ontwikkeld. „Het begint met goed plaatsen en goede dataverwerking”, zegt Raatjes.
Hij legt de werking van de sensoren uit: „De sensor meet op verschillende dieptes met twee spoelen waartussen een magnetisch veld ontstaat. Water geleidt beter dan lucht. Je ziet een duidelijke correlatie tussen vocht en geleiding. We kunnen met de sensoren op elke 10 centimeter diepte meten tot 60 centimeter onder het maaiveld. Zo zie je goed tot op welke diepte het gewas water ophaalt.”
Hier komen de gewasverschillen aan het licht. Raatjes gaat er grofweg vanuit dat uien en bollen een beperkte diepte hebben, vanwaar ze water kunnen halen. Dat is bijvoorbeeld 25 centimeter. „Dan weet je dat je bij zo’n gewas beter vaker kunt terugkomen met kleine hoeveelheden beregening. Bij aardappelen of bieten ga je dieper, bijvoorbeeld 40 tot 45 centimeter. Met beregenen wil je ook niet zo veel water geven dat het gewas er niet bij kan.”
Grafieken
Het punt van beregen kiest Raatjes een stuk eerder dan het verwelkingspunt. Het verwelkingspunt ligt bij 4,2. Raatjes houdt als goed beregeningsmoment een getal rond de 3 aan bij aardappelen. Met managementgrafieken volgt de teler de ontwikkeling van de vochthuishouding in de grond van veldcapaciteit tot het goede moment van beregenen. De sensor geeft een drempelwaarde aan.
Met regenmeters vlak bij de sensoren kan de teler volgen hoeveel regen of beregeningswater op die plaats is gevallen. Het is een nauwkeuriger check voor de teler, zegt Raatjes. „De haspel verdeelt het water lang niet altijd gelijk.”
De sensor, de bewortelde zone en de grondsoort zijn de gegevens die de RMA-software gebruikt voor het bepalen van het vochttekort. Zo komt Raatjes tot wat hij de ‘bijvulruimte’ noemt.
Droge zomer
De RMA-directeur kon in de droge zomer van 2018 goed bijhouden of de telers de juiste frequentie van beregenen volgden en of ze hun beregeningscapaciteit optimaal benutten. Hij denkt dat veel telers blij waren met het managementsysteem onder deze extreme weersomstandigheden. „Ik denk aan de bollentelers. Die zijn goed geholpen in dat jaar. Bij die droogte vraag je je wel eens af of je genoeg capaciteit hebt om rond te komen met beregenen. Soms zag je dat de telers zelfs voor op schema raakten of iets konden minderen.”
Bodemverdichting
Metingen met sensoren laten vaak zien waar de problemen in de bodem zitten. „Wat je vooral ziet is het enorme effect van een storende laag op de waterbeschikbaarheid. Dat signaleren we ook met de sensoren en dan weet een teler dat hij die laag beter kan losmaken. Zo kun je meer beregeningscapaciteit gebruiken bij een diepere wortelzone.”
Grondsoort
Voor verschillende grondsoorten kan Raatjes de vochteigenschappen goed van tevoren inschatten. Jarenlange ervaring helpt daarbij. „De adviseurs kunnen daar op corrigeren. Ze kunnen bijvoorbeeld de standaard managementzone van 30 centimeter aanpassen. Ze kunnen ook rekening houden met de beregeningscapaciteit van de klant.”
De telers volgen de vochttoestand met een 'webapp'. „Ze kunnen ook één keer per dag een e-mail krijgen met de actuele status.” Het volgen van de bodemvochttoestand geeft de telers rust of onderbouwt de keuzes. Raatjes kan zich voorstellen dat een teler er bij beperkte capaciteit voor kiest om niet alle percelen te beregenen.
Nieuwe technieken
De sensoren laten zich goed combineren met nieuwe technieken zoals druppelirrigatie. Raatjes denkt dat deze techniek duur is voor de meeste telers. Ze moeten vooraf kosten maken, zonder te weten of het systeem dat jaar meerwaarde heeft. Mogelijk biedt de combinatie druppelirrigatie met toedienen van meststoffen eerder meerwaarde. „Je kunt dan goed letten op de juiste hoeveelheid voeding in het water. Bij fertigatie is de meststof ook direct beschikbaar voor de wortels, dankzij het vocht dat je meegeeft. Wij onderzoeken de mogelijkheden ervan en meten daarvoor de hoeveelheden kalium en stikstof in de grond met nieuwe nutriëntensensoren.”
Tekst: Jorg Tönjes
Beeld: RMA