Hoorzitting plantgezondheid: ‘We moeten naar een systeemaanpak’
In zijn position paper stelt Joris Baecke, portefeuillehouder Gezonde Planten bij LTO en een van de sprekers, dat de situatie voor telers onhoudbaar begint te worden. Het aantal nieuwe plagen en ziektes neemt toe door klimaatverandering en internationale handel, terwijl er steeds minder gewasbeschermingsmiddelen beschikbaar zijn. Op langere termijn, stelt hij, moeten we toe naar een weerbare teelt in een weerbare omgeving.
Ook René Rotteveel van Koppert Biological Systems pleit voor zo een systeembenadering. „In de traditionele benadering is er sprake van een kwetsbaar evenwicht, waarbij kleine veranderingen in het systeem er al voor kunnen zorgen dat ziekten en plagen de kop op steken en er bestrijding nodig is”, schrijft hij. „In de biologische benadering is er sprake van een robuust, zelfregulerend systeem waarbij kleine veranderingen kunnen worden opgevangen door het systeem zelf.”
Laurens Nuijten van Bionext stelt dat de basis voor zo’n weerbaar landbouwsysteem diversiteit is. „Door meerdere gewassen in stroken te telen kunnen plaaginsecten en ziektes zich minder snel verspreiden”, geeft hij als voorbeeld, en: „Bloemrijke akkerranden bieden voedsel en schuilplaatsen aan natuurlijke vijanden van plaaginsecten.”
Gezonde bodem, weerbare gewassen, én gewasbescherming
Een systeembenadering rust op een gezonde bodem en weerbare gewassen. Maar die gewassen zijn er niet zomaar, vertelt Anneke van de Kamp van groenteveredelingsbedrijf Rijk Zwaan. Volgens haar duurt het gemiddeld zes tot zestien jaar om een nieuw groenteras te introduceren. Niels Louwaars van belangenvereniging Plantum spreekt van een periode van zes tot twintig jaar. Hij ziet dat resistentieveredeling extra hard nodig wordt omdat de toepassing van chemische gewasbescherming steeds meer wordt beperkt. Beiden stellen dat die veredeling nooit ‘klaar’ is; er zullen zich steeds nieuwe ziektes en plagen aandienen, waardoor ook nieuwe resistenties moeten worden ontwikkeld.
Maar helemaal zonder gewasbeschermingsmiddelen zal de landbouw niet kunnen, stelt Ernst van de Ende, directeur van de Plant Sciences Group van de WUR. Hij werkt aan een systeem van geïntegreerde gewasbescherming (Integrated Pest Management, IPM), waarbij de nadruk ligt op preventie van plagen. Maar het kan niet worden uitgesloten dat een ziekte of plaag veel economische schade of fytosanitaire problemen veroorzaakt, en dan moet de mogelijkheid bestaan om met middelen in te grijpen, betoogt hij. „Volgens IPM moet er dan eerst gebruik worden gemaakt van biologische middelen en moet men pas in laatste instantie kiezen voor chemische middelen.” Zowel biologische als chemische middelen moeten daarbij inpasbaar zijn in het systeem en moeten bestaande ecologische evenwichten zo min mogelijk verstoren. Ook Maritza van Assen, directeur van belangenbehartiger Nefyto, vindt het belangrijk dat de teler de instrumenten (lees: gewasbeschermingsmiddelen) behoudt om op een duurzame manier te kunnen telen.
Omschakeling
Herman van Bekkem van Greenpeace dringt erop aan dat de landbouw zo snel mogelijk omschakelt naar een systeembenadering, omdat gewasbeschermingsmiddelen - volgens onderzoek van Greenpeace - te grote gevolgen hebben voor de biodiversiteit. „Een grote hoeveelheid studies en analyses toont aan dat gangbare boeren grote stappen kunnen zetten om het gebruik van bestrijdingsmiddelen terug te dringen”, vertelt hij. Maar Baecke waarschuwt dat daarbij geen te grote stappen moeten worden genomen. Als middelen te snel worden verboden valt de laatste stop bij een IPM weg. „Het realiseren van de ambitie op lange termijn moet gelijk opgaan met het oplossen van knelpunten op de korte termijn”, stelt hij. Rotteveel ziet dat ook, en pleit voor maatwerk in producttoelatingen. „Juist bij systeemdenken is een andere manier van denken nodig”, stelt hij. „Oók in de regelgeving.”
De hoorzitting begint om half vijf en is via internet te volgen.