Schouten: In tien jaar tijd geen overschrijding norm glyfosaat in oppervlaktewater
Aanleiding voor de vragen was de rapportage meetnet gewasbeschermingsmiddelen in het gebied van waterschap Drents Overijsselse Delta. Waterschappen monitoren de ecologische waterkwaliteit van het oppervlaktewater en leggen de eventuele normoverschrijdingen vast in hun rapportages.
Normoverschrijdingen zijn onwenselijk, schrijft de minister. „Ongeacht of deze worden veroorzaakt door het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen of biociden binnen of buiten de landbouw. Op 8 van de 12 locaties waar normoverschrijdingen zijn aangetroffen, gaat het om stoffen die zijn toegelaten binnen de landbouw. Voor 10 van de 12 locaties met normoverschrijdingen geldt dat er stoffen zijn gevonden die als gewasbeschermingsmiddel en als biocide zijn toegelaten voor professioneel en niet-professioneel gebruik.
Permethrin
Bij een meetpunt bij Zwolle is een zeer zware overschrijding van de stof permethrin gevonden. Deze stof zit vooral in consumentenmiddelen zoals vlooien-, luizen- en schurftmiddelen. „Er zijn geen gewasbeschermingsmiddelen toegelaten in Nederland op basis van deze werkzame stof”, aldus Schouten.
Lodders en Ziengs vroegen de minister ook naar de zogeheten Rode Lijst van dagvlinders en bijen en hommers. De Kamerleden vinden dat de landbouw onterecht als hoofschuldige wordt aangewezen voor het verdwijnen van soorten op deze lijsten terwijl bepaalde gewasbeschermingsmiddelen, zoals de neonicotinoïden, pas veel later in gebruik zijn genomen.
Neonicotinoïden onschuldig
De minister stelt in haar antwoord dat de achteruitgang van wilde bijen en dagvlinders wordt toegeschreven aan het veranderende landgebruik, zoals ontwikkelingen in de landbouw en de verstedelijking van het landelijk gebied. „Ontwikkelingen zoals ruilverkaveling, het verdwijnen van houtwallen, bemesting en het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen hebben bijgedragen aan de afname van bloemen en planten in de leefgebieden van insecten”, schrijft Schouten. „Doordat neonicotinoïden pas na de genoemde periode (1950 tot 1990) gebruikt worden, is er inderdaad geen relatie met de in de rode lijsten geconstateerde afname van soorten.”