‘Precisielandbouw, een zegen of toch een speeltje voor de jonge boer’
Gastheer Jan-Reinier de Jong vertelde in zijn praktijkverhaal ‘Van recht rijden tot groei- en opbrengstmeting’ over de eigen ervaringen met precisielandbouw op de lichte Drentse zandgrond. Over hoe is het negen jaar geleden begonnen, waar staat hij momenteel en wat zijn verder nog de plannen. „Ons eerste gps-systeem dat we aanschaften was omdat de producent van de trekker het leverde”, zo schetste De Jong zijn eerste kennismaking met precisielandbouw.
Taakkaarten en dronebeelden
Inmiddels is hij al een stuk verder en werkt hij ook met een gps-aangestuurde spuitmachine. Maar het is zeker nog niet allemaal positief. „De kosten van bodemscan, het maken van taakkaarten en bijvoorbeeld de meerkosten van plaats specifiek uitrijden van Betacal wegen nog niet op tegen de financiële opbrengsten in de bietenteelt.” In het veld gaf hij samen met Alex Suichies van landbouwmechanisatiebedrijf Suichies Mechanisatie in Ekehaar (DR) tekst en uitleg bij een demonstratie ‘Realtime plaats specifiek spuiten op basis van groeikracht’. „Op deze wijze kunnen we vrij eenvoudig zonder het maken van taakkaarten plaats specifiek een bespuiting uitvoeren.” De Jong belichtte verder zijn samenwerking in het precisielandbouwproject MaxSus, waarbij gewasmonitoring, bodemscanning en opbrengstmeting worden gecombineerd. Hierin speelt ook onder meer Databoerin Nicole Bartelds een rol. Smart Farming-adviseur Bartelds, alias De Databoerin, werkt samen met drone-bedrijf Pilot On Demand onder de naam Agriscan. Zij vertelde over de meerwaarde van dronebeelden. Gewasmonitoring vanuit de lucht en het maken van taakkaarten kan volgens Bartelds door bijbemesting op basis van dronebeelden tot 10 procent meeropbrengst leiden. Volgens de Databoerin moet je voor precisielandbouw op zoek naar de verschillen in je gewassen en dat kan eenvoudig vanuit de lucht, zo hield ze de bezoekers voor.
Precisielandbouw zegen of speeltje
Akkerbouwer Rene Speelman (28) uit Eerste Exloërmond (DR) en deelnemer aan het Akkerwijzer-project Topbodem, heeft samen met zijn vader een akkerbouwbedrijf en verbouwt aardappelen, suikerbieten, zaaiuien en granen. „Daarnaast verrichten we loonwerk voor andere akkerbouwers, vooral gericht op de uienteelt. Maar ook het strooien van kunstmest op taakkaarten hoort daarbij.” Speelman begon zijn presentatie met de vraag: „Precisielandbouw, een zegen? Of gewoon een speeltje voor de jonge boer, aldus mijn vader.” Binnen Topbodem probeert Speelman naar eigen zeggen goede taakkaarten te maken. Daarbij loopt hij tegen verschillende uitdagingen aan, die hij uiteindelijk wel weet op te lossen. Volgens Speelman is het een feit dat toepassingen in de precisielandbouw (veel) geld kosten, dat de meerwaarde vaak niet direct (in geld) meetbaar is, dat er heel vaak (nog) geen duidelijke adviezen klaar liggen en net zoals bij vele anderen zijn er bij hem als teler op het gebied van precisielandbouw meer vragen dan antwoorden.
Gewasscanning
Speelman is in 2016 begonnen met deelname aan het Topbodem-project. „Mijn eerste ervaringen waren in 2015 met een consumentendrone. Tot die tijd had ik weinig ervaring met precisielandbouw.” Speelman geeft aan dat hij toen wel al over de machines met verschillende mogelijkheden beschikte, maar dat hij er nog niks mee deed. „Mijn doel was om met Topbodem op zoek te gaan naar antwoorden op de vragen die het toepassen van precisielandbouw nog in de weg zitten.” In het eerste jaar lag de focus van Speelman vooral op het scannen van gewassen. Hiervoor heeft hij verschillende technieken geprobeerd, onder meer vliegtuig- en dronebeelden en beelden van een sensor op de trekker. Voor bedrijven de met precisielandbouw aan de slag willen heeft hij het volgende advies: „Je moet eerst proberen om gevoel te krijgen voor de techniek. En ook leren te begrijpen wat een bodem- of gewassensor meet en dit proberen terug te koppelen naar wat je als boer ziet in het veld.”
Sensortechniek
Inmiddels zijn we vier jaar verder en waar staat Speelman nu? „Het variabel bijmesten in uien loopt naar tevredenheid, de resultaten zijn lastig meetbaar. Ik kan het niet onderbouwen, maar het gevoel is goed.” Ook heeft hij al de eerste ervaringen met variabel bodemherbicide spuiten op basis van bodemkaarten achter de rug. „Maar alleen is de vraag, hoe lang gaat dat nog goed. Met zaken als drukregistratie en het wegvallen van middelen. De wetgeving lijkt ons op dit vlak tegen te werken”, aldus Speelman. „Vorig jaar heb ik voor het eerst drijfmest uitgereden met een NIR-sensor op een mesttank. Daar was ik zeer van onder de indruk van wat zo’n sensor kan. Ik heb er echt wel vertrouwen in en dat we over een paar jaar allemaal met zo’n sensor aan het bemesten zijn.” Verder heeft Speelman ook goede ervaringen met het variabel doodspuiten van aardappelen, maar vanwege een middelverbod is dat volgend jaar voorbij. En juist hier ziet Speelman wel kansen door precisielandbouw. „Dat zijn kansen voor variabel doodspuiten, want stel dat we een toelating van Reglone in de benen kunnen houden door daar een toepassing met variabel spuiten aan te hangen.”
Struikelblokken
Wat gaat er nog fout? Volgens Speelman zijn er meerdere struikelblokken „Onder meer gaat de communicatie tussen machine en terminal wel eens fout. Een belangrijke tip: als iets goed werkt, niet onnodig software-updates uitvoeren, want dat leidt vaak alleen maar tot problemen. Na elke update bestaat er weer de kans dat er iets niet goed gaat in de communicatie.” Een tweede struikelblok dat Speelman noemt is dat de grids op een perceel vaak niet in de juiste rijrichting liggen, waardoor je kans hebt op een foute dosering in het perceel.
Proeftuin Precisielandbouw
Corné Kempenaar, senior onderzoeker WUR en projectleider NPPL, gaf een toelichting op het project Nationale Proeftuin Precisielandbouw (NPPL) dat van 2018 tot 2021 loopt. Het project is gestart met een zestal akkerbouwers, verspreid over het land. Momenteel draaien binnen het NPPL-project 16 agrarische bedrijven mee en leveren hiervoor al de benodigde input. Uit de resultaten van de in 2018 toegepaste precisielandbouwtechnieken komt volgens Kempenaar onder meer naar voren dat het plantmateriaal beter verdeeld is, dat het gemiddelde GBM-gebruik 23 procent lager ligt (variërend van 10 tot 80%) ligt, het N-gebruik 10 procent lager ligt, dat het bruto saldo ondanks de droogte gelijk of iets beter is en dat de duurzaamheid toeneemt. Hier staat tegenover dat het integreren van de componenten de telers tijd en geld kost en ook zijn er vragen over de kwaliteit van de sensordata.
Bekijk voor een sfeerimpressie ook de fotoreportage van de Akkerwijzer Precisielandbouwdag.