LTO: Strengere monitoring buiten chitwoodicirkels werkt kostenverhogend

Het beleid voor chitwoodi gaat flink op de schop. De grootste verandering is dat de cirkels van 1 kilometer rond vondsten met ingang van dit seizoen na één jaar verdwijnen. In de jaren daarna volgen alleen maatregelen voor het besmette perceel.
Ook de frequentie van monitoring verandert. Tot vorig jaar werden de bedrijven binnen de cirkels intensief bemonsterd, terwijl voor de bedrijven daarbuiten een lichtere toets volstond. Dat grote verschil wordt meer gelijk getrokken. Dat betekent voor de bedrijven buiten de huidige cirkels een verzwaring van de toetsing: vorig jaar was er nog een survey (in totaal 210 monsters per jaar) waarin de kans groot was dat je niet werd getoetst op chitwoodi, vanaf dit jaar neemt de NAK 1.200 monsters. Gemiddeld genomen is dat 1 monster per bedrijf. De trefkans wordt hierdoor buiten de huidige cirkels zes keer zo groot.
Kosten voor de telers
De kosten van deze verzwaring worden bij de telers neergelegd. „Wat wil de NVWA hiermee bewijzen; dat er nog gebieden zijn die verschoond zijn van chitwoodi of dat het wijder verspreid voorkomt dan nu bekend? Uit jarenlange survey van 210 monsters is niet gebleken dat M. chitwoody/fallax overal voorkomt.” Hoe meer er getoetst wordt, hoe groter het risico dat een vondst wordt gedaan.
Er zit echter ook een andere kant aan de intensievere toetsing, realiseert hij zich. „Hiermee kunnen we ook aan het buitenland laten zien dat we het goed aanpakken. Met als doel om een betere verhaal te hebben richting Brussel om de Q-status te veranderen in een RNQP.”
Lees meer over de wijzigingen rond chitwoodi in de Veldpost, Agraaf, Vee&Gewas en Stal&Akker van zaterdag 25 mei