CZAV: 'Telers steeds meer doordrongen van belang bodemleven'
Bodemvruchtbaarheid en -gezondheid vormt een steeds belangrijker onderwerp. CZAV zegt in de dagelijkse praktijk steeds meer te merken dat telers zich maximaal willen inspannen om bodemvruchtbaarheid en -gezondheid te stimuleren en de bodemstructuur te sparen. Zo wordt er geïnvesteerd in bijvoorbeeld lage druk tijdens de veldwerkzaamheden, vlaklegging en drainage. Ook wordt er veel organische stof toegevoegd in de vorm van vaste mest, bodemverbeteraars, gewasresten (stro) en het inzaaien van groenbemesters.
Biologische bodemvruchtbaarheid meten
Het meten van de biologische bodemvruchtbaarheid krijgt ook steeds meer aandacht. Volgens CZAV richten de nu veelal gehanteerde bodemonderzoekmethodes zich op specifieke (groepen) organismen. Hierdoor is het lastig om een totaalbeeld van de bodemvruchtbaarheid vast te stellen. Met verschillende wormensoorten kan bijvoorbeeld de bodemkwaliteit in kaart gebracht worden.
Belangrijke voedingsbron
Micro organismen in de bodem (bacteriën en schimmels) zijn de belangrijkste vorm van bodemleven. Ze zijn een belangrijke voedingsbron voor het hogere bodemleven (zoals wormen) en worden zelf voornamelijk gevoed door plantenwortels. CZAV wijst erop dat er meer mogelijk is om het aanwezige bodemleven te stimuleren. Daarbij verwijst de CZAV naar de ervaringen van een groeiende groep telers die hiermee aan de slag zijn gegaan. Volgens de coöperatie zijn de telers ronduit positief over de via deze weg bereikte resultaten. Dit toont zich in hogere opbrengsten van de teelten. Een product waar in dit kader in de praktijk goede ervaringen mee worden opgedaan is volgens CZAV NeOsol. Dit product voedt bodembacteriën en schimmels. Daarnaast zorgt het voor een intensievere en diepere beworteling.
Meerjarig gebruik
CZAV zegt in de praktijk te zien dat het meerjarige gebruik van NeOsol een positief effect heeft op de bodemstructuur. Het product zorgt voor een betere vertering van organisch restmateriaal zoals stro. Ook heeft het een positief effect op beworteling. Bij toepassing van drie jaar en langer geeft het een diepere laag aan wortels van 30 tot 80 cm. Het product wordt tussen augustus en eind oktober na de oogst of over het (nog te oogsten) gewas met een kunstmeststrooier uitgestrooid. Binnen een week is het in de grond opgelost. Volgens CZAV is inwerken niet noodzakelijk, maar dient bij voorkeur voor het inzaaien van groenbemesters te worden verspreid. Voor een optimaal effect is het zaak om het meerdere jaren (minimaal 5 jaar) te strooien. Om te beginnen het eerst jaar met 225 kg/ha, het tweede jaar: 175 kg/ha en het derde en volgende jaren: 150 kg/ha.