Column: Henk Nienhuis: Public Relations
Vader was professioneel motorzager, dat was meteen te zien. Moeder klom op de kipper om het snoeihout goed neer te leggen. De drie kinderen van 12, 10 en 5 hielpen met takken slepen. Af en toe huilde er één omdat ze een takje in het gezicht kreeg. Dat werd dan even bekeken, waarna het werk weer doorging. Die komen er wel, dacht ik. We hadden die middag zes kippers vol takken en dan bleef er ook nog wat openhaardhout over.
De meisjes mochten één voor één mee op de trekker, want we moesten er een stukje mee rijden. De oudste vertelde dat ze astroloog wilde worden, ze heet Sterre, dus dat kon ik begrijpen. Ze was met school bij het Planetron in Dwingeloo geweest. De tweede was wat stiller onderweg maar keek goed om zich heen. En als ik wat vroeg antwoordde ze ook wel. Ze vond school mooi en wilde net als haar oudere zus naar het atheneum. De jongste van vijf kletste me onderweg de oren van het hoofd. Ze vertelde dat ze een wiebeltand had, dat ze haar tandjes heel goed poetste en dat ze tandarts wilde worden. Ik vertelde haar dat ik vroeger een dubbeltje kreeg voor elke nieuwe tand en een kwartje voor elke nieuwe kies.
Ze konden allemaal twee keer mee en onderweg vertelde ik wat aardappelen, suikerbieten, graan stoppels en maïs was en dat boeren zorgen voor voedsel voor mensen en dieren. En dat van ons graan bier wordt gemaakt. Dat vond ze leuk, haar vader vindt bier heel lekker en haar moeder soms ook wel. Haar vader had haar ook verteld dat als ze niet wilde eten, ze dood ging en dat boeren eten maken. Op het land mochten ze alle drie een stukje trekker rijden.
Aan het eind van de middag vonden ze alle boeren lief en wilden ze alle drie boerin worden.