Suikergehalte varieert van 15,5 in Twente tot 17,3 procent in Zuid-Limburg
Bietentelers kiezen veelal het beste moment om te rooien, signaleert Cosun. De eerste weken waren de rooiomstandigheden goed, de laatste tien dagen viel er regelmatig en plaatselijk veel neerslag, waardoor het rooien noodgedwongen onder minder goede omstandigheden moest plaatsvinden. Ondanks deze minder gunstige rooiomstandigheden blijft het volgens Cosun een kunst om zo maximaal mogelijk te oogsten wat aan bieten gegroeid is. Daarbij dient het meenemen van (grond- en blad) tarra en bietbeschadigingen tot een minimum te worden beperkt.
Suiker
Afgelopen week was het suikergehaltepercentage iets lager dan de week daarvoor. Het landelijk gemiddelde kwam uit op 16,3 procent tegen 16,7 procent een week eerder. Ook uit de gebieden waar droogte een grote invloed heeft gehad op de groei worden nu meer bieten geleverd. In combinatie met de neerslag na de langdurig droogte, heeft dit een negatief effect op het weekgemiddelde voor het suikergehalte. De bieten afkomstig van de Zuid-Limburgse löss hadden afgelopen week het hoogste suikergehalte met gemiddeld 17,3 procent. Een week eerder scoorden de bieten van Walcheren het hoogst met 18,1 procent suiker en de bieten van de Duitse akkers nabij de grens met Groningen 17,8 procent. De bieten met de minste suiker kwamen afgelopen week uit Salland-Twente met een gemiddeld suikergehalte van slechts 15,5 procent.
Tarra
Door de regen steeg het gemiddeld tarrapercentage van 8,4 naar 10,7. De bieten afkomstig uit de Graafschap/Achterhoek hadden met 5,8 procent het laagste tarrapercentage en uit Salland-Twente het hoogst met 17,3 procent. Om grondtarra tijdens het rooien te beperken adviseert Cosun om minder diep te rooien of de rooier iets intensiever te laten reinigen. Daarnaast adviseert Cosun om de bodem zoveel mogelijk te ontzien. Dit is bijvoorbeeld mogelijk door de bunker vaker te lossen.