Organische stof toevoegen versnelt doding van Meloidogyne chitwoodi tijdens inundatie
Uit een kuipproef met kunstmatig met chitwoodi besmette grond blijkt dat de bestrijding van een chitwoodi-besmetting met een aantal weken kan worden versneld. Verser materiaal, zoals gras werkt nog beter dan drogere stof als stro. Nematoden worden tijdens inundatie gedood door gebrek aan zuurstof en door afbraakproducten, zoals zwavelverbindingen en verschillende vetzuren die ontstaan bij de afbraak van organisch materiaal. Vooral deze vetzuren zijn toxisch voor nematoden, zegt WUR-onderzoeker Johnny Visser. „Door extra toegevoegd organisch materiaal wordt de bodem sneller zuurstofloos/-arm gemaakt en ontstaan er waarschijnlijk ook hogere concentraties van deze toxische stoffen.”
Lichte zavelgrond
De kuipproef is uitgevoerd met lichte zavelgrond die afkomstig is van een perceel in de Wieringermeer (NH) waarin eerder een besmetting met chitwoodi zat. Dit perceel is in 2015 onder water gezet, met als resultaat dat de besmetting niet meer is teruggevonden. In 2015 werd al duidelijk dat inundatie leidt tot zeer sterke doding van chitwoodi in de grond. De WUR heeft in dat jaar bij de teler in de Wieringermeer grondmonsters genomen nadat het perceel langere tijd onder water had gestaan. De besmettingen werden niet teruggevonden.
Vorig jaar is het bewuste perceel opnieuw bemonsterd, nadat de akkerbouwer aardappelen had verbouwd op dit perceel. „Ook toen werden er geen nieuwe besmettingen teruggevonden, ondanks het feit dat er een goede waardplant op was geteeld”, zegt Visser. „Onze voorzichtige conclusie is dan ook: dit perceel is vrij van chitwoodi.”
In datzelfde onderzoek zijn ook van andere percelen in de Wieringermeer en in de Noordoostpolder grondmonsters onderzocht na inundatie. Ook deze bleken vrij van chitwoodi. „Wij durven met 99 procent zekerheid te zeggen dat hier weer pootgoed geteeld kan worden.” Deze resultaten zijn belangrijk voor de pootgoedteelt, meent Visser. „Inundatie lijkt een bedrijfszeker maatregel om weer pootgoed te kunnen telen na een meloïdogynebesmetting.”
Kuipproeven met stengelaaltjes
In de komende maanden gaat de WUR kuipproeven uitvoeren met zwaardere grond, zo’n 40 procent afslibbaar, om het effect van inundatie op een besmetting met stengelaaltjes te toetsen. Deze grond wordt ook kunstmatig besmet. „We weten dat stengelaaltjes op lichte grond goed met inundatie zijn te bestrijden. Nu willen we weten of het ook opgaat op zwaardere grond.” In deze proef zal ook het effect van inundatie op de bodemschimmels witrot en Fusarium worden onderzocht.