Start grensoverschrijdende aanpak knolcyperus
De knolcyperus is een zeer hardnekkig onkruid dat de kwaliteit en continuïteit van de land- en tuinbouwproducten in zandgebieden in Zuidoost-Nederland bedreigt. In Limburg zijn komt dit onkruid vooral voor op akkers in Weert, Nederweert en Leudal. Ook in Oost-Brabant is het een toenemend probleem. Bestrijding van de knolcyperus kan soms jaren duren. Giedo Indenkleef, bestuurder bij de LLTB Midden-Limburg, stelt op de LLTB website, dat het gebrek aan kennis over knolcyperus bij agrarische ondernemers het grootste probleem vormt. Indenkleef: „Een besmetting voorkomen is beter dan genezen en vaak wordt de knolcyperus het probleem van een akkerbouwer die grond ruilt met een rundvee- of varkenshouder, terwijl de besmetting al jaren op het betreffende perceel aanwezig is.”
Nederlands-Belgisch pilotproject
Een groep van akkerbouwers slaat nu de handen ineen om samen met onder meer de LLTB-regio Midden-Limburg en het Belgische Proef- en Vormingscentrum voor de Landbouw (PLV) in Bocholt een traject te starten om besmetting en verdere verspreiding van de knolcyperus te voorkomen. In een pilotproject zullen verschillende maatregelen op een besmet perceel worden ontwikkeld en getest. De pilot steunt op drie pijlers: 1. inventarisatie van de met knolcyperus besmette percelen; 2. het voorkomen van verspreiding van knolcyperus naar niet-besmette percelen en 3. de bestrijding van de aanwezige knollen en knolcyperusplanten. Het onderzoek wordt over een periode van zes jaar uitgevoerd.
Meldingsplicht
In tegenstelling tot Nederland bestaat er in België sinds 2014-2015 geen meldingsplicht meer wat betreft knolcyperus. Wel geldt er momenteel een bestrijdingsplicht en mogen geen wortel- en knolgewassen op besmette percelen worden geteeld. Nederland kent nog altijd een meldingsplicht bij de NAK of de NVWA. Om de knolcyperus gericht te kunnen bestrijden volgt hierna een teeltverbod van drie jaar.
Snelle ontwikkeling
Probleem is dat de plant zich vooral ondergronds verspreidt. Pas in de eerste week van juni komt hij boven de grond uit. Daardoor wordt hij vaak gemist bij de reguliere onkruidbestrijding. Bij een te late ontdekking van de knolcyperus is het kwaad al geschied. Onder ideale omstandigheden ontwikkelt de knolcyperus meer dan 2.000 nakomelingen. Volgens Giedo Indenkleef, bestuurslid LLTB-regio Midden-Limburg, blijkt uit eigen onderzoek dat er ook klonen van de knolcyperus zijn ontdekt die, zelfs onder standaard omstandigheden, meer dan vijfduizend ondergrondse pitjes vormen. Indenkleef: „De knolcyperus heeft de neiging met het hoofdgewas mee te groeien en onderdrukt dit het hele jaar door. Bij maispercelen met een zware besmetting worden opbrengstdervingen van acht procent vastgesteld.
Bestrijdingsproeven
PVL Bocholt heeft, volgens de LLTB, een bestrijdingsproef opgezet om te kijken welke middelen helpen bij de bestrijding onder de wettelijke dosering. De knolcyperus bestrijden met chemische middelen heeft weinig zin. Ook speelt het groeistadium waar de plant zich in bevindt een grote rol. Uit de proeven zou blijken dat glyfosaat, bij bepaalde klonen, zelfs de vorming van extra pitjes stimuleert.