Column: Het grote downplayen van het Mesdagfonds onderzoek
Ik som het maar even op. Tot nu toe werkte de politiek en commissie Remkes met het percentage van 46 procent als aandeel van de landbouw in de totale stikstofuitstoot. Terecht wees onderzoeksjournalist Geesje Rotgers op het feit dat de totale stikstofuitstoot niet het onderwerp was van de rechtszaak van mei vorig jaar waarin het stikstofbeleid werd afgeschoten. Het ging om de depositie op de Natura 2000-gebieden. Daarvoor blijkt de landbouw voor slechts 25 procent verantwoordelijk. Dat percentage werd door niemand betwist, ook niet door het RIVM. Dat het RIVM opeens met een nieuw percentage van 45 procent kwam voor aandeel landbouw, betreft iets anders. Daar kom ik zo op. De 46 procent van Remkes bepaalde tot nu toe het politieke debat en daarmee de publieke opinie. Zeer relevant dus.
Piekbelasters
De onderzoekers constateerden in de tweede plaats dat het Aerius-model niet in beeld heeft welke bronnen de piekbelasters zijn op een Natura 2000-gebied. Voor effectief beleid is die kennis wel nodig. De maatregelen in de huidige beheerplannen van Natura 2000 zijn zelfs voor een groot deel ingegeven door regionale ‘stikstofmaatwerkplaatjes’. Daar mogen dus vraagtekens bij gezet worden. En hoe komt dat? Van landbouwbedrijven is tot op iedere koeienscheet nauwkeurig in beeld hoeveel er uitgestoten wordt, maar van industriële bedrijven met een omvang vergelijkbaar met een melkveebedrijf van 750 koeien niet. Die depositie neemt Aerius wel in het totaal mee, maar is niet toe te schrijven aan een concrete bron. Voor maatwerk per Natura 2000-gebied is dit cruciaal om de piekbelasters aan te kunnen pakken.
Onnodige bouwstop
Opvallend is ook dat de woningbouw hoegenaamd niets bijdraagt aan depositie. Belangrijker nog: voor de woningbouw is nog voor vijftig jaar bouwen aan stikstofruimte aanwezig in het model. Daardoor had de woningbouw niet stil hoeven komen te liggen. Waarom het RIVM dit niet gemeld heeft bij het ministerie is dan ook een vraag die nog beantwoord moet worden. Het had in ieder geval onrust en polarisatie voorkomen.
Vergunningloos
Ook de onrust rondom industriële bedrijven zonder vergunning lijkt een storm in een glas water. Het is natuurlijk een schande dat boerenbedrijven allemaal wel een natuurwetvergunning moeten hebben en de provincies zich er niet bewust van waren dat dat ook voor industriële bedrijven geldt. De uitstoot van deze industriële bedrijven zonder vergunning zit gewoon in het model. Vergunningen voor die bedrijven zijn dus geen probleem. Dat moet de politiek toch als muziek in de oren klinken.
>20 procent?
Dan nog even de cijfers waar het model mee werkt. Het gaat om data van 2017. Inmiddels lopen er minder koeien en ander vee in Nederland rond en zijn er al maatregelen getroffen binnen de landbouw, waardoor volgens de onderzoekers de emissies met een vijfde dalen. Dat betekent dat de depositie vanuit landbouw in 2020 lager uitkomt. Of het aandeel van de landbouw daarmee zakt onder de 20 procent zoals Jan Cees Vogelaar gisteren aangaf, is nog niet hard te maken. Daar moeten de computers even voor aan het werk gezet worden.
Stikstofgevoelige wateren
Nu terug naar de 45 procent van het RIVM. Dat getal kwam gisteren opeens naar boven, want tot nu toe was het altijd 46 procent. Wie het positief bekijkt ziet dat het RIVM er een procent vanaf heeft gehaald. Dat is dus al winst voor de landbouw. Klein, maar toch. De vraag is wel hoe het RIVM tot die 45 procent komt. Zelf geeft het RIVM aan dat het komt doordat ze de grote wateren niet hebben meegenomen omdat die niet stikstofgevoelig zijn. Dat is een raar antwoord, want het grootste natuurgebied van Nederland, de Waddenzee, is wel degelijk stikstofgevoelig. Hetzelfde geldt ook voor wateren in Zeeland, zoals de Wester- en Oosterschelde. Navraag bij het RIVM leverde nog niet direct antwoorden op hoe dat dan wel zit.
Het wel of niet meenemen van water was ondertussen koren op de molen van de journalistiek om het onderzoek van het Mesdagfonds te downplayen. NOS-journalist Ben Meindertsma stelde daar tijdens de persconferentie een vraag over. Een vraag op basis van kennis van Wing consultancy. Als journalist probeer je relevante vragen te stellen en daar is vaak informatie van anderen voor nodig. Ik spreek uit eigen ervaring.
Speculeren tegen beter weten in
Het is ook een terechte vraag, want als er andere cijfers worden gepresenteerd dan hoort daar een verklaring bij. De onderzoeker die de data-analyse uitvoerde wist het niet, maar diezelfde onderzoeker gaf vervolgens wel de ruimte dat dit een verklaring zou kunnen zijn. Hij had beter zijn mond kunnen houden, want speculeren is nou juist wat dit hele onderzoek niet kan gebruiken. Het zorgde voor veel verwarring. Ook bij mij. Voor de linksgeoriënteerde media was dit koren op de molen en aan het eind van de avond was de conclusie dat de uitkomst van het Mesdagfonds en het RIVM hetzelfde was. Dat water deed er niet toe.
Vogelaar versus Wollaars
Kers op de taart was het interview – nou ja, discussie is meer op zijn plaats, denk ik – tussen Jan Cees Vogelaar en journalist Jeroen Wollaars van Nieuwsuur. De vooringenomenheid van Wollaars droop er vanaf. Waar Jan Cees met argumenten onderbouwde antwoorden gaf, verzandde Wollaars in zijn eigen onmacht. Als journalist hoor je vragen te stellen. Het liefst kritische. En dan getuigt het van respect om ook naar de antwoorden te luisteren. De antwoorden bevielen Wollaars duidelijk niet, waardoor hij emotioneel werd en Jan Cees niet meer liet uitpraten. De vraag die bij mij overblijft, is waarom nodig je Jan Cees uit als je toch niet wil luisteren naar zijn antwoorden?
Het hok in
Feitelijk werd de discussie door de vraag van Meindertsma verlegd van de Commissie Remkes naar het nieuwe getal van het RIVM. Dat het RIVM na de tijd ook verklaarde dat wateren niet hoeven te worden meegenomen is niet sterk. Het RIVM was een dag van tevoren bijgepraat over de koers van de uitkomsten, maar hebben nog niet naar de berekeningen kunnen kijken. Dan al wel verklaringen geven past een onderzoeksinstelling niet. Samen het hok in, zou ik zeggen, en rap uitzoeken hoe de verschillen zijn te verklaren.