Bouwplan profiteert van groenbemesters, ook bij droogte
Is een groenbemester gunstig in droge jaren of verbruikt deze onnodig vocht? En zijn er verschillen tussen een groenbemestermengsel en een monocultuur? Hieronder de vertaling van een artikel van Dr. Norman Gentsch van het Instituut voor bodemkunde van de universiteit van Leibniz in Duitsland. Deze is verschenen in het Duitse vakblad Innovation in 2019.
Bouwplan profiteert van groenbemesters
Succesvol een hoofdgewas sturen door het gebruik van groenbemesters
Extreem droge weersomstandigheden zoals in 2018 laten zien dat veel gewassen hiervan behoorlijk kunnen lijden. Deze effecten op de plant kunnen niet worden voorkomen, maar groenbemesters zijn een goed hulpmiddel om een weerbaar gewas te houden. Dit wordt aangetoond door studies van het project CATCHY van het Duitse Federale Ministerie van Onderwijs en Onderzoek (BMBF)
CATCHY-project.
Een van de eerste resultaten van het CATCHY-project zijn de positieve effecten van groenbemestermengsels op de bodembiologie en de voedingsstoffenbalans. Des te diverser het groenbemestermengsel, des te meer fotosynthese. Het soortenrijke mengsel TerraLife® MaisPro absorbeerde in het onderzoek zelfs drie keer meer CO2 uit de atmosfeer dan gele mosterd in monocultuur. Bij mengsels is sprake van meer fotosynthese onder andere door een hogere bladoppervlakte index van de verschillende soorten. Daarmee bereidt een soortenrijk mengsel de bodembiologie en nutriëntenbalans voor op het hoofdgewas.
Soortenrijke groenbemesters zorgen voor een optimale aanvoer van voedingsstoffen
Als de bodem in het voorjaar wordt bewerkt is een deel van de groenbemesters al verteerd. Vooral bij gele mosterd wordt de snel beschikbare stikstof vroeg omgezet. Het stro, rijk aan structuur, met een hoge C/N-verhouding blijft en wordt verwerkt in de grond in het voorjaar. Om het stro te verteren maken de micro-organismen zijn gedurende het hele groeiseizoen gebruik van de nutriënten die bedoeld waren voor het hoofdgewas. De stikstof wordt vervolgens vastgelegd in de microbiële biomassa. Bij groenbemestermengsels laat de C/N-verhouding zich beter optimaliseren door een zorgvuldige keuze aan plantsoorten. Binnen het CATCHY-project was het soortenrijke TerraLife® MaisPro TR het effectiefst in het vrij maken van voedingsstoffen. Er werd een continu nalevering van N gemeten met een plus van maar liefst 62% N, 40% P en zelfs 91% K vergeleken met gele mosterd.
Het vitale belang van watermanagement
Toenemende droogte in het voorjaar en de zomer als een gevolg van klimaatverandering maakt het waterbeheer op landbouwgrond extra belangrijk. Dit is waar vorstgevoelige groenbemesters een duidelijk voordeel bieden ten opzichte van wintergewassen of braak. Een groeiend wintergewas en verhoogde verdamping bij braak kan leiden tot verbruik van de waterreserves tijdens de winter in tijden van onvoldoende neerslag.
Andersom, na het bevriezen van de groenbemester ontstaat er op de bodem een mulchlaag van diverse planten in het CATCHY project. Met uitzondering van de gele mosterd had dit een positief effect op het beschikbare bodemvocht tijdens het zaaien van maïs. Net zoals in een gemengd bos ontstaat door het benutten van de variatie in planthoogte in een soortenrijk mengsel een zeer dichte begroeiing. Dit zorgt voor een microklimaat dat vocht vasthoud in de buurt van het grondoppervlak. Door dit microklimaat verliest de bodem minder water door verdamping en wordt de waterbalans geoptimaliseerd.
Optimale samenstelling van mengsels
De eerste resultaten van het droge jaar 2018 lieten zien dat in het bijzonder facelia, Japanse haver, gele mosterd en niger de planten zijn die het beste tegen droogte en hittestress werkten. Samen met deder en vlas hadden deze soorten de hoogste efficiëntie in het opnemen van stikstof gedurende de proeven. Deze soorten zijn ook bij uitstek geschikt om snel en effectief voedingstoffen uit de bodem op te nemen.
Het principe van een verzekering is hierbij bewezen in een mengsel. In een mengsel zitten altijd één of meerdere planten die goed tegen een bepaalde weersomstandigheid kunnen. De inzet van cruciferen als gele mosterd en koolzaad zou, waar mogelijk, begrensd moeten worden op 5-10 %. Bepaalde zwavelverbindingen in cruciferen hebben namelijk een negatieve invloed op micro-organismen in de bodem. Klavers zijn als monocultuur niet geschikt. Ze hebben heel weinig biomassa en vangen weinig reststikstof uit de bodem. Om die reden kunnen klavers alleen worden gebruikt in een mengsel. Klavers wortelen heel diep en dat is goed voor de bodem. Er zijn in mengsels ook positieve synergie effecten ontdekt. Dit in het geval van de wikken en erwt. Ze stimuleren de groei van elkaar. Bovendien zorgen deze peulvruchten door hun hoge hoeveelheid stikstof in de wortels voor een goede C/N verhouding in de biomassa van de groenbemester. Ongeveer 25% vlinderbloemigen in een mengsel gaf in de proeven een goed resultaat.
Samenvattend
Zelfs in droge jaren hebben vorstgevoelige groenbemestermengsels geen negatieve invloed op de waterhuishouding in de bodem. Ze verbeteren deze juist. Een andere conclusie is dat hoe hoger de diversiteit in het mengsel hoe diverser het bodemleven is in de rhizosfeer. Daarvan profiteren alle gewassen in het bouwplan. Groenbemestermengsels die in de juiste verhouding zijn samengesteld zijn een effectief instrument voor het afgeven en vrijmaken van voedingsstoffen en maken het hoofdgewas efficiënter en robuuster.
Bron: Innovation 2/2019