Groenbemesters en bodemleven, feiten en fabels
Keuze
Welke groenbemester is het beste? Het meest belangrijke is dat de teelt moet slagen! Zo vroeg mogelijk zaaien, een mooi zaaibed en, vooral na een graangewas, een startgift stikstof. Alle groenbemesters stimuleren het bodemleven en dragen bij aan het vastleggen van nutriënten. De gewassen in een groenbemestersmengsel stimuleren elkaar in groei door onderlinge concurrentie. Maar het is niet zo dat een mengsel altijd meer biomassa vormt dan een goedgeslaagde enkelvoudige groenbemester. Wanneer er schadelijke aaltjes aanwezig zijn neem dan geen risico met een mengsel wat ook waardplanten voor de betreffende aaltjes bevat. Aaltjes zijn echte smulpapen en gaan in een mengel van groenbemesters de lekkerste groenbemester uitkiezen.
Bodemleven, the good, the bad and the ugly
Aan de basis van het hele bodem voedsel web ligt afbreekbare organische stof. Bronnen daarvan zijn gewasresten, wortel-exudaten tijdens gewasgroei, groenbemesters, dierlijke mest en compost. In één handje grond zitten meer dan 5000 soorten(!) bodemorganismen, bacteriën, schimmels, protozoen, aaltjes, springstaarten, mijten, potwormen en regenwormen. De grotere dieren maken de organische stof kleiner en de bacteriën en schimmels zorgen voor de omzetting hiervan in voor planten opneembare mineralen. En zo is de kringloop weer rond.
Plantensoorten variëren in de hoeveelheid en samenstelling van het organisch materiaal wat ze in de bodem achterlaten. Ze beïnvloeden daarmee het nuttige bodemleven zoals bijvoorbeeld de saprofage aaltjes en de van nature aanwezige mycorrhiza schimmels.
Om het omgaan met het bodemleven inzichtelijk te maken heeft Agrifirm de schijf van vijf voor het bodemleven ontwikkeld. De componenten in deze schijf vullen elkaar aan en samen zorgen ze voor de beste ontwikkeling van het bodemleven.
Feiten: the Good, the Bad and the Ugly.
Zoals in elke gemeenschap behoren ook in de bodem de meeste organismen tot ‘the good’. Ten aanzien van de ‘the bad’ (de concurrentiegevoelige ziekteverwekkers zoals bv Pythium) die krijgen onder invloed van een rijk bodemleven minder kans om schade aan te richten. Tot slot hebben we nog ‘ the ugly’, dit zijn organismen de vooral beïnvloed worden door de aanwezige gewassen, zoals bijvoorbeeld Sclerotinia, en de schadelijke aaltjes. Deze laten zich met een gezond bodemleven alleen onvoldoende beheersen. Deze ziekteverwekkers moeten we buiten de deur houden, daarvoor hebben we schoon uitgangsmateriaal nodig, een zorgvuldige bedrijfshygiëne, ruime teeltfrequenties en resistente rassen.
Wat weten we niet? Het is wetenschappelijk gezien best moeilijk om met slechts één goede indicator vast te stellen of er voldoende kwaliteit van bodemleven is. Daarnaast is het ook ingewikkeld om het bodemleven actief te veranderen ten gunste van verschillende teelten. De wetenschap is pas onlangs in staat om enigszins in kaart te brengen wie alle spelers zijn in dit bodemleven, maar de kennisontwikkeling gaat met de huidige moleculaire technieken wel hard.
Tekst: Agrifirm
Beeld: Agrifirm