'Resistente groenbemester belangrijkste wapen tegen schadelijke aaltjes'
Groenbemesting telen? Ooms weet niet anders. “Ik heb een hekel aan zwarte grond, vooral op zand. Zodra een gewas geoogst is, gaat er een groenbemester in.” Hoofddoel van deze gewoonte is over alle jaren heen “de grond gezond houden en ervoor zorgen dat de structuur goed blijft. Dit om ook de volgende generaties hiervan te laten profiteren”, licht de ondernemer toe.
Groenbemesters vaste waarde
“Groenbemesting is de vitamine voor de bodem en staat volledig in dienst van alle producten die we telen”, zo ervaart hij. De belangrijkste van die producten zijn asperges, bijna 2,5 hectare en ongeveer 36 hectare consumptieaardappelen. Verder bevat het bouwplan onder meer suikerbieten, plantuien, granen en zonnebloemen.
Wat de piepers betreft, gaat het hierbij om de teelt van de fritesrassen Markies (12 hectare) en Fontane (20 hectare) plus nog enkele hectaren Bintje voor huisverkoop. Deze groeien op uiteenlopende gronden variërend van zand tot zware klei. Die uiteenlopende bodemtypen vragen om een bijpassende soort groenbemester of mengsels van meerdere. Dat zijn niet altijd dezelfde, want tijden en (teelt)keuzes veranderen, vertelt Ooms.
Schadelijke aaltjes beheersen
“We hebben hier al van alles gehad, rogge, Japanse haver, gele mosterd, bladrammenas, gras ...” De keuze hing lange tijd voornamelijk af van de grondsoort, de voorvrucht en het te telen gewas daarna. “Na intensivering van teelten, zoals die van aardappelen, kwam er nog een factor bij en dat is aaltjes. We teelden het gewas al heel wat jaren in een 1-op-3-rotatie. Met de teelt van zonnebloemen tussendoor hebben we dat deels op kunnen rekken naar 1 op 4.
Die vrij smalle rotatie heeft tot gevolg gehad dat enkele jaren geleden de aaltjespopulaties zo snel toenamen dat het op enkele lichte gronden tot zichtbare schade in de aardappelen kwam. We proberen altijd al wel zoveel mogelijk AM-resistente rassen te telen, maar die zijn niet altijd bestand tegen alle aaltjes. Op een gegeven moment was het zo dat we in een van de aardappelpercelen valplekken kregen. Dan word je natuurlijk wel even wakker. We hebben op dat moment gelijk monsters genomen en daaruit bleek dat het om een populatie van maïswortelknobbelaaltjes ging, maar er zaten ook nog andere nematoden in zoals een aantal vrijlevende aaltjes.
Daarna zijn we zo snel mogelijk in overleg gegaan met onze teeltadviseur bij CZAV. Hij adviseerde om het groenbemestingsmengsel LG Nemaredux in te zaaien. Dit bevat voor 70% Doublet bladrammenas met een resistentie tegen de maïswortelknobbelaaltjes Meloidogyne chitwoodi, hapla en fallax. Ook is het een niet-waardplant voor de aardappelcysteaaltjes Globodera rostochiensis en pallida. Daarnaast zitten er nog enkele resistenties en niet/slecht-waardplanteigenschappen in dit mengsel voor zowel aardappelen als andere gewassen, mede door aanwezigheid van de groenbemesters facelia en Trio zwaardherik.
Nog een belangrijke maatregel om de aaltjespopulaties in toom te houden is de bestrijding van aardappelopslag. Na de aardappelen verbouwt Ooms altijd zoveel mogelijk graan als navrucht en daarin zijn de opslagplanten redelijk goed aan te pakken. Ook gebruikt hij de kiemremmer MH al zo lang het in de aardappelen is toegelaten. Deze kiemremmer spuit je aan het eind van de groeiperiode in het gewas. Zo bevatten, bij een goede opname, vrijwel alle knollen de kiemremmende werkzame stof maleïne hydrazide. Dat zijn dus ook de knollen die na de oogst op het land achterblijven. Een groot percentage van deze achtergebleven knollen groeit in het volgende seizoen niet meer uit tot volledige opslagplant. “Kortom, we zetten alle maatregelen in om de aaltjespopulaties binnen de perken te houden.”
Ooms ervaart dat het groenbemestingsmengsel momenteel het belangrijkste wapen in de strijd is. “Sinds we Nemaredux inzaaien, hebben we geen valplek meer gezien en ook de bodemmonsters wijzen uit dat de aaltjespopulaties zijn afgenomen.” Belangrijke factor voor het welslagen van de groenbemestingsteelt, inclusief de werking op aaltjes, is de keuze van het juiste moment van inzaaien. “Een groenbemester met een werking op aaltjes geeft alleen optimaal effect bij volle groei in de maanden juli tot en met oktober. Dat betekent dat je het van juni tot uiterlijk eind augustus kunt zaaien. De plantuien oogsten we al in juli, dus na dit gewas zaaien we meestal de eerste groenbemester in. Komt hier nog aardappelopslag in voor, dan wacht ik nog even totdat nog wat planten boven staan om die met Roundup te spuiten.”
Als bemesting en voor verbetering van bodem(leven) en structuur brengt Ooms voorafgaand aan het zaaien eerst nog vaste geitenmest op het land. “Deze mest werkt super. Jammer dat we door de mestwetgeving maar beperkt aan mogen voeren, want het is een geweldige bodemverbeteraar. Het beste zaaimoment van de groenbemesting is vervolgens op een iets vochtige grond, niet te diep, het zaad moet net bedekt zijn. Als het weer niet goed is, te droog, te nat, dan moet je gewoon wachten. De zaaizaadhoeveelheid ligt tussen 20 en 25 kilogram per hectare, afhankelijk van de bodem- en (verwachte) weersomstandigheden. Daarmee is een kostenpost gemoeid van ongeveer 100 euro per hectare. Dat is best een flink bedrag, maar ik ga niet precies uitrekenen of en hoeveel financiële opbrengst ik daarmee nu extra behaal in de teelt van bijvoorbeeld de aardappelen. We zien dat valplekken niet meer terugkeren, dat scheelt al heel veel tonnen opbrengst en de grondmonsters wijzen uit dat de aaltjespopulaties afnemen. Dan hoef ik niet meer te rekenen of het uit kan”, lacht Ooms. Verder laat hij het groenbemestingsgewas zo lang mogelijk op het land staan. “Vlak voor de winter maaien we het kort met de klepelmaaier. Na november is er ook geen werking meer van de groenbemester op aaltjes. In de winter kan het maaisel verteren, langzaam in de bodem zakken, dat is beter voor het bodemleven, en dan hebben we tijdens de voorjaarswerkzaamheden geen last meer van plantresten.”