Steeds meer Oekraïners en minder Polen aan het werk in agrarische sector
Dit blijkt uit cijfers die minister Wouter Koolmees van Sociale Zaken heeft verstrekt in antwoord op vragen van CDA-Kamerlid Jasper van Dijk over arbeidsmigranten in Nederland.
Werkten in Nederland in 2018 nog 1.067 Oekraïners in Nederland, in 2019 waren dat er 3.852. In totaal werkten er in 2019 10.872 mensen uit deze zogenoemde ‘derde landen' in Nederland. In 2018 waren dat er nog 4.645. Oekraïners betroffen de grootste groep. Op de tweede plaats staan inwoners van Turkije. Ook hun aantal nam vorig jaar flink toe (van 926 Turkse ingezetenen in 2018 naar 1.866 in 2019). Op de derde plaats staan werknemers uit Bosnië-Herzegovina. Hun aantal steeg 531 in 2018 naar 1.339 in 2019.
(Tekst gaat verder onder de tabel)
Polen
De stijging van het aantal arbeidskrachten uit landen buiten de EU is mede te verklaren doordat de Poolse economie zich sterk ontwikkelt. Daardoor is de loonkloof tussen Nederland en Polen kleiner geworden. Polen kiezen vaker voor werken in eigen land, of in andere EU-lidstaten, waar zij meer geld kunnen verdienen dan in Nederland.
Hoewel Polen nog steeds de grootste groep zijn van zogenoemde ‘mobiele werknemers', zagen uitzendbedrijven de afgelopen jaren het aandeel Polen dalen en het aandeel Roemenen en Bulgaren stijgen. De sterkere positie van Poolse werknemers op de arbeidsmarkt brengt volgens Koolmees met zich mee dat zij selectiever kunnen zijn bij hun keuze voor een bepaalde lidstaat. „Bijvoorbeeld op het punt van wonen en werkomstandigheden.”
Werkvergunningen
De toename van het aantal werknemers van buiten de EU komt omdat een aantal lidstaten vanwege de tekorten op hun eigen arbeidsmarkt de toelating van ‘derdelanders’ heeft versoepeld. Onder meer landen als Polen, Tsjechië, Slovenië en Hongarije geven een groeiend aantal werkvergunningen af aan personen buiten de EU. Deze personen kunnen daarmee echter ook aan de slag bij bedrijven in bijvoorbeeld Nederland. Premies worden echter niet in Nederland afgedragen, maar in de landen waar ze de werkvergunning hebben gekregen (A1-verloning).
Volgens Koolmees kunnen deze uitgezonden werknemers, zoals Oekraïners, maximaal 24 maanden sociaal verzekerd blijven in de zendende lidstaat. „Dat betekent dat in de ontvangende lidstaat (bijvoorbeeld Nederland) geen sociale premies behoeven te worden afgedragen. Ook ontstaat in de ontvangende lidstaat dan geen recht op uitkering, bijvoorbeeld bij werkloosheid.” Steeds meer Nederlandse bedrijven zouden gebruik maken van deze manier van inhuren van personeel, ook wel bekend als A1-verloning. Exacte cijfers daarvan heeft Koolmees echter niet.
Oneerlijke concurrentie
De minister stelt dat het inhuren van werknemers buiten de EU, via andere EU-lidstaten, ‘op zich geen vorm van oneerlijke concurrentie’ is. Binnen de Europese regelgeving is deze constructie mogelijk. „Van oneerlijke concurrentie is pas sprake indien de regels worden overtreden, bijvoorbeeld als er onderbetaling of uitbuiting plaatsvindt, of indien er sprake is van schijnconstructies bedoeld om sociale premies te ontduiken”, schrijft Koolmees in zijn antwoorden.