Analyse: Bloemrijke akkerranden zijn meer dan schaamgroen
Het onderzoek, dat onder meer de aandacht trok van de wetenschapsredactie van NRC (‘Gewassen op akkers met bloemenranden hebben minder last van insectenplagen’) is een zogeheten meta-analyse van 35 eerder uitgevoerde studies. Daarbij hebben de onderzoekers, waaronder de Wageningse hoogleraar David Kleijn, zich beperkt tot die studies waarin veld-op-veld de effecten van respectievelijk bloemstroken en heggen zijn vergeleken. Het blijkt dat plagen iets beter (16%) worden bestreden, maar dat de bloemstroken geen meetbaar effect hebben op bestuiving of opbrengst. Bij heggen is helemaal geen effect meetbaar.
Botsing eerdere studie
De resultaten van deze studie lijken te botsen met een eerdere studie, waarover eerder is bericht op de website van Vork. Dat onderzoek, eveneens een meta-analyse maar dan van 132 studies, leek erop te wijzen dat ‘natuurlijke’ randen rond een akker juist geen effect hebben. Ze zijn namelijk niet alleen een schuilplaats en voedselbron voor plaagbestrijders, maar ook voor de plaaginsecten.
Het verschil tussen beide studies is dat de meest recente studie heel specifiek kijkt naar het effect van bloemstroken en heggen, terwijl de eerdere studie vooral keek naar de natuurlijke habitat in de omgeving van de akker. Die omgeving blijkt overigens ook in de meest recente studie geen invloed te hebben op plaagbestrijding, bestuiving of opbrengst.
Significant, niet relevant
Los daarvan kun je je afvragen hoe relevant die 16 procent extra plaagbestrijding is. Op het totaal van 35 onderzoeken die in de analyse zijn meegenomen, gingen er 18 over het effect van bloemstroken en heggen op de plaagbestrijding. Dat zijn er betrekkelijk weinig en ze vertonen ook nog eens behoorlijk variatie in termen van gewassen, plagen, strookbreedte en wat dies meer zij.
Vanwege al die verstorende factoren lijkt een verbetering van 16 procent misschien wel statistisch significant (hoewel je ook daarover kunt twisten), maar niet erg relevant voor de praktijk van alledag. Zoals gezegd zien de onderzoekers geen verschil in opbrengst tussen de akkers met en zonder bloemstrook. Dat betekent vooralsnog dat het verlies aan bebouwbaar oppervlak niet op weegt tegen de winst op het gebied van plaagbestrijding.
Meer dan schaamgroen
Daarmee is niet gezegd dat het onderzoek waardeloos is. Alleen - en dat zeggen de onderzoekers zelf ook - dat er nog veel meer onderzoek nodig is om vast te stellen of en zo ja in hoeverre bloemstroken en heggen niet alleen fraai ogen, maar ook economisch nut hebben.
Zo is er meer onderzoek nodig naar meerjarige bloemstroken. Uit het onderzoek blijkt dat die meer effect hebben dan stroken die elk jaar opnieuw worden ingezaaid. Waarschijnlijk omdat een meerjarige strook niet alleen meer divers is, maar ook fungeert als winterhotel voor sluipwespen, lieveheersbeestjes, gaasvliegen en andere plaagbestrijders. Een nadeel is wel, aldus de Amsterdamse ecoloog Paul van Rijn in de NRC, dat na een jaar of vier, vijf grassen de overhand krijgen en je die strook opnieuw moet inzaaien.
Meer onderzoek is ook nodig naar het afstandseffect. Het blijkt dat het effect van de bloemrijke strook het grootst is in de buurt van de strook. Verderop in de akker neemt het steeds meer af. Dat zou betekenen dat een netwerk van smalle bloemrijke stroken of kleine plotjes waarschijnlijk effectiever is dan een brede strook langs de akker.
Grootschalige praktijkexperimenten nodig
Een andere - voorzichtige - conclusie van het onderzoek is dat bloemstroken en heggen weliswaar geen hogere opbrengst laten zien, maar ook geen lagere. De vrees bij veel boeren dat een bloemrijke strook of heg een bron is van plagen wordt in deze analyse dus niet bevestigd. De belangrijkste conclusie is dan ook dat het onderzoek perspectieven biedt voor grootschalige praktijkexperimenten met meerjarige bloemstroken en heggen bij verschillende gewassen en op verschillende afstanden. Vooropgesteld dat boeren worden gecompenseerd voor het verlies aan bebouwbaar oppervlak, zolang het economisch nut niet is aangetoond.